Het totale agrocomplex is goed voor een toegevoegde waarde van ruim € 56 miljard. Dat is bijna 7% van het de totale toegevoegde waarde in Nederland (het BNP = Bruto Nationaal Poduct).
Het agrocomplex omvat de primaire agrarische sector, de verwerkende industrie en toelevering. De werkgelegenheid in het agrocomplex kwam in 2019 uit op 656.000 arbeidsjaren, dat is ruim 8,3% van de totale werkgelegenheid in Nederland. Dat blijkt uit een analyse van Wageningen Economic Research op basis van de meest recente CBS cijfers uit 2019.
Het aandeel van de toegevoegde waarde in het BNP is wel iets gedaald. In 2019 was het aandeel 6,9% tegen gemiddeld circa 7,2% vanaf 2010. In euro’s was er wel groei in 2019 met een plus van ruim € 2 miljard, maar andere sectoren van de economie groeiden harder.
Van de totale toegevoegde waarde is € 33 miljard toe te reken aan binnenlandse grondstoffen (4,1% van het BNP). Ruim € 23 miljard is gerelateerd aan buitenlandse grondstoffen (2,8% van het BNP).
De keten rondom de akkerbouw is met € 27 miljard veruit het grootste deelcomplex. Dat komt met name door de verwerking van buitenlandse grondstoffen en voedingsmiddelen zoals koffie, thee, cacao, en plantaardige oliën en vetten. Ook de verwerking en invoer van veevoergrondstoffen wordt toegerekend aan het akkerbouwcomplex, voor het deel dat aan niet-landbouwsectoren levert of exporteert. De rest van de invoer van veevoergrondstoffen is inbegrepen bij de toelevering aan de veehouderijsectoren. Het grondgebonden veehouderijcomplex is de tweede sector met een toegevoegde waarde van ruim € 8,5 miljard.
De keten rond de grondgebonden veehouderij, zoals melkveehouderij en zuivel, is wel de grootste sector als het gaat om binnenlandse herkomst van de grondstoffen met een kwart van de toegevoegde waarde en een derde van de werkgelegenheid.
Een flink deel van de waarde en werkgelegenheid komt voort uit de export van bewerkte en onbewerkte producten. Export is gemiddeld goed voor driekwart van de waarde en werkgelegenheid. Dat varieert wel sterk per deelsector. In het akkerbouwcomplex is het 71%, in de glastuinbouw is het 85%.