Doorgaan naar artikel

Achtste veehouder krijgt gelijk inzake fosfaatrechten

Foto: Ronald Hissink

Foto: Ronald Hissink

Opnieuw heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een melkveehouder in het gelijkgesteld wat betreft te laag vastgestelde fosfaatrechten.

Door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel wordt de betreffende melkveehouder te zwaar getroffen, stelt het CBb. Dat is in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Achtste uitspraak waarin melkveehouder in gelijk wordt gesteld

Deze uitspraak is de achtste waarin het CBb een melkveehouder in het gelijk stelt op dit punt, in vele honderden zaken die tot nu toe zijn afgehandeld binnen het fosfaatproject van het CBb was dat niet het geval.

Het is de derde positieve uitspraak van de in totaal acht waarin sprake was van verpachting van percelen landbouwgrond, de vorige positieve pacht-uitspraken voor melkveehouders waren in resp. augustus en september 2019.

Ernstig bedrijfsongeval

In deze recente zaak gaat het om een melkveehouder die in 2013 het plan had opgevat het bedrijf uit te breiden en de dieraantallen te verdubbelen naar 140 melkkoeien en 80 stuks jongvee. Echter kreeg een van de compagnons van de melkveehouder in januari 2014 een ernstig bedrijfsongeval. In het voorjaar van 2014 verpachtte de melkveehouder daarom 5,24 hectare grond aan een loonwerker. De loonwerker teelde daar maïs voor de melkveehouder, die zelf zorgde voor de bemesting van de grond.

Op de peildatum, 2 juli 2015, was de boer nog niet gestart met de verbouwing van de stal en hield hij 83 melkkoeien en 70 stuks jongvee, de grond was nog steeds verpacht. In 2016 startte hij met de uitbreidingsplannen. De verpachting leidde tot een korting op de fosfaatrechten met meer dan 300 kg omdat de veehouder niet grondgebonden zou boeren.

Grondgebonden gehandeld

Het CBb heeft er begrip voor dat de melkveehouder in zijn situatie koos voor de verpachting van een deel van zijn grond. Daarbij heeft volgens het CBb de veehouderij door zijn mest af te zetten op de verpachte grond feitelijk gehandeld als ware hij grondgebonden. Daarom levert de korting op zijn fosfaatrechten vanwege de verpachting een individuele en buitensporige last op en is daarom in strijd met artikel 1 van het EP, aldus het CBb. RVO zal een nieuwe beslissing moeten nemen, rekening houdend met de uitspraak van het CBb.

Opvallend is dat nu in een paar weken er twee nieuwe uitspraken bij zijn gekomen waarin veehouders in het gelijkgesteld werden omdat RVO in strijd met art. 1 EP heeft gehandeld. In februari publiceerde het CBb nog een overzichtsuitspraak waarin de zes voor boeren positieve uitspraken tot dan toe op een rij werden gezet, de laatste daarvan is uit oktober 2019.

Beheer
WP Admin