Arla verdiept zich in duurzame landbouw

Dit gaat gebeuren op 24 pilot-ledenmelkveebedrijven. Doel is om met harde data de positieve impact van de zogenoemde regeneratieve landbouwmethodes op natuur en klimaat aan te tonen. Los van genoemde pilot gaan ook de meer dan 900 biologische leden-melkveehouders aan de slag met koolstofvastlegging in de bodem en verbetering van de biodiversiteit.

Definitie van werkwijze ontbreekt

Regeneratieve landbouw staat volgens Arla in de belangstelling van producenten, retailers, onderzoeker en consumenten. Dit als reactie op klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. Duidelijk is dat het verbeteren van de bodemgezondheid en biodiversiteit de belangrijkste elementen zijn van regeneratieve landbouw. Er is echter geen duidelijke definitie van werkwijze. Ook zijn er weinig wetenschappelijke voorbeelden van werkwijze die worden toegepast op melkveebedrijven in Europa.

24 bedrijven in vijf landen

Reden voor Arla om op 24 bedrijven in vijf landen voor een periode van vier jaar de invloed van regeneratieve landbouwmethodes te onderzoeken. Dit gebeurt in samenwerking met verschillende deskundigen. Het gaat zowel om gangbare, met en zonder weidegang, als biologische melkveebedrijven in het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland, Nederland en Denemarken.

900 biologische leden

Tegelijk met het onderzoek op de pilotbedrijven gaan ook de ruim 900 biologische leden-melkveehouders hun werkwijze registreren en beoordelen. Ook vindt er op al deze bedrijven een nulmeting van de bodemkoolstofvoorraad plaats. De veehouders nemen maatregelen om de bodemgezondheid en biodiversiteit op hun bedrijf te verbeteren. Vanaf 2022 beoordelen de veehouders de bodemgezondheid op hun bedrijf op basis van bijvoorbeeld geur, structuur en de aanwezigheid van wormen.

Met de opgedane kennis wil Arla het effect van de landbouwpraktijken aantonen op bodemgezondheid, koolstofvastlegging, biodiversiteit, ecosysteemprocessen, winstgevendheid en het welzijn van boeren.