Foto: ANP
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) verandert niets aan het feit dat aan een veehouder geen fosfaatrechten zijn toegekend. Het aantal kilo’s fosfaat blijft op nul staan. De runderen van de veehouder vallen niet onder de definitie melkvee uit de Meststoffenwet.
Dat blijkt uit een uitspraak van het CBb. De betreffende veehouder houdt en verzorgt in opdracht van een geneesmiddelenfabrikant tegen vergoeding runderen. Hij heeft een stalcapaciteit van 47 melk- en kalfkoeien en 44 stuks jongvee. De dieren worden gehouden voor diergeneeskundig onderzoek, namelijk het testen van vaccins voor melkvee.
De veehouder heeft hiervoor al 21 jaar een contract met de geneesmiddelenfabrikant. Die levert de – soms drachtige – dieren die nodig zijn voor het onderzoek aan de veehouder en bepaalt hoe lang de dieren op het bedrijf blijven staan. Dat varieert van drie tot tien maanden; het aantal dieren op het bedrijf fluctueert daardoor. Melk van de koeien wordt, behalve voor gebruik voor onderzoek, weggegooid. De veehouder beschikte niet over een melkquotum en houdt geen (melk)productiegegevens van de dieren bij. Wel heeft hij een mestboekhouding.
Geen vee aanwezig op peildatum
Op de peildatum, 2 juli 2015, stonden er geen dieren op het bedrijf. Uit de Gecombineerde opgave 2015 blijkt dat de veehouder op 1 april 2015 31 melk- en kalfkoeien en 34 stuks jongvee jonger dan 1 jaar hield.
De veehouder eist dat hij fosfaatrechten toegekend krijgt op basis van een alternatieve peildatum, 1 maart 2015. Op die dag stonden 32 melk- en kalfkoeien en 34 stuks jongvee op het bedrijf.
Volgens uitvoeringsorganisatie RVO.nl kunnen de dieren die de veehouder in 2015 hield niet worden aangemerkt als melkvee in de zin van de Meststoffenwet. De bedrijfsvoering en het doel waarmee de dieren gehouden worden – namelijk voor onderzoek naar en de ontwikkeling en productie van vaccin – maken het geen melkvee.
Rundvee voor onderzoek is geen melkvee
Het CBb is het eens met de visie van RVO.nl. De bedrijfsvoering van de veehouder is gericht op het houden van dieren voor diergeneeskundig onderzoek onder de voorwaarden en omstandigheden zoals de opdrachtgever bepaalt. Daarmee ligt het zwaartepunt van de bedrijfsvoering onmiskenbaar op het geneesmiddelenonderzoek, volgens het College. De veehouder houdt daarom de runderen exclusief voor dat onderzoek en niet voor de melkproductie of fokkerij, oordeelt het CBb. Daarom kunnen de dieren niet worden aangemerkt als melkvee in de zin van de Meststoffenwet. Dat soms dieren worden doorverkocht aan een melkveehouderij maakt dat niet anders.
Het verzoek om een alternatieve peildatum te hanteren voor het toekennen van fosfaatrechten hoeft daarom niet meer te worden beantwoord, aldus het CBb.