Coronamaatregelen slachterijen lijken effectief

Bij een technische briefing in de Tweede Kamer zegt Jaap van Dissel, directeur van het Centrum voor Infectieziektebestrijding, dat er bij hem geen brandhaarden bij slachterijen bekend zijn. Van Dissel wijst erop dat er nadat er brandhaarden waren, diverse maatregelen zijn genomen. Zo heeft de commissie Roemer onderzocht wat er bij de huisvesting en het vervoer van arbeidsmigranten verbeterd kon worden, en werden in de slachthuizen zelf ook maatregelen genomen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen.

Slachtsnelheid

Kamerlid Eva van Esch (Partij voor de Dieren) maakt zich zorgen over de slachthuizen. Ze is bezorgd dat de slachtsnelheid weer wordt verhoogd en dat daardoor het risico op besmettingen weer toeneemt. Van Dissel zegt dat er na de eerdere problemen duidelijk was dat er verbeteringen mogelijk waren. “Bijvoorbeeld op ventilatiegebied was er veel winst te behalen”, aldus Van Dissel. Met name in gekoelde ruimtes was er wel eens sprake van een circulatiesysteem zonder voldoende luchtverversing, dat in combinatie met het steeds nat houden van bepaalde oppervlaktes tot problemen heeft geleid. Daar zijn maatregelen genomen. “Dat was zeker relevant”, zegt Van Dissel.

Corona-infectie via voedsel

Uit onderzoek blijkt dat het coronavirus drie weken kan overleven op gekoeld of bevroren vlees. “Als het zo is dat het virus, via een uitscheider, op voedsel terechtkomt en daar langere tijd kan overleven; dan nog is de kans dat een persoon geïnfecteerd wordt via dat voedsel hoogstwaarschijnlijk zeer klein”, reageert het RIVM. Het coronavirus Covid-19 is een luchtwegvirus, waardoor consumptie van voedsel niet direct tot infectie zal leiden. Er is een mogelijkheid dat een persoon die het besmette voedsel met de handen aanraakt het virus in eigen ogen of neus wrijft. Als mensen zich aan de standaard hygiëneregels voor voedselbereiding houden, kan dit tot een absoluut minimum beperkt worden.

De onderzoekers stellen dat het virus via gekoeld voedsel over grote afstanden kan verspreiden en ergens anders aan de basis van een uitbraak kan staan. “In theorie kan dit, maar het risico staat in geen verhouding tot de rol van humane mobiliteit”, aldus het RIVM.