Zowel boeren als burgers zijn gebaat bij de omslag van een intensieve naar een extensieve kringlooplandbouw, vinden Henk Folmer en Jeltsje van der Meer.
Nederland was in 2019 opnieuw tweede op de wereldranglijst van exporteurs van landbouwproducten. Dat is een opmerkelijke prestatie van zo’n klein en dichtbevolkt land. Het toont aan dat de Nederlandse landbouw zeer efficiënt producten van hoge kwaliteit levert, die tegen concurrerende prijzen op de wereldmarkt worden verkocht.
Toch is schermen met deze koppositie en oproepen haar te koesteren misleidend, want de inkomens in de meeste sectoren staan al jaren onder druk. Volgens voorlopige cijfers van het CBS hadden de varkenshouders dankzij de varkenspest in China in 2019 een historisch goed inkomen van gemiddeld € 257.000 tegenover € 9.000 in 2018. Structureel is dit positieve resultaat echter allerminst. Het gemiddelde inkomen in de akkerbouw daalde van € 75.000 in 2018 naar € 37.000 in 2019. Ook de melkveehouders hadden in 2019 een slecht jaar. Alleen dankzij de Europese landbouwsubsidies liet hun inkomen een schamele plus van € 31.000 zien.
Op de leuze dat er zonder de Nederlandse boeren geen eten op tafel komt, valt het nodige af te dingen
Voorts zijn bij de maatschappelijke baten van de landbouw de nodige vraagtekens te plaatsen. De € 94,5 miljard aan export is indrukwekkend, maar daarvan betreft € 26 miljard doorvoer van buitenlandse landbouwproducten. Bovendien behoren tot de resterende € 68,5 miljard ook bewerkte producten van geïmporteerde grondstoffen, zoals cacaobonen. Ook op de leuze dat er zonder de Nederlandse boeren geen eten op tafel komt, valt het nodige af te dingen. Als de Nederlandse productie krimpt, staan buitenlandse boeren klaar de uitval op te vangen. In de melkveehouderij bijvoorbeeld benaderen concurrenten, zoals de Denen en Nieuw-Zeelanders, de kwaliteit van de Nederlandse zuivelproducten, maar tegen lagere productiekosten vanwege lagere grondprijzen. Bovendien hebben zij ruimte om hun productie op te voeren.
Naast baten veroorzaakt de intensive landbouw in Nederland hoge maatschappelijke kosten, zoals schade aan het milieu, de biodiversiteit, en het landschap, en ziektes, zoals de Q-koorts. Doorgaan op de weg van intensivering die al sinds de Tweede Wereldoorlog is bewandeld, betekent dat de maatschappelijke kosten verder zullen stijgen, wat op verdere maatschappelijke weerstand zal stuiten, zoals bij de stikstofcrisis. Hoewel stikstof momenteel centraal staat, is het zeker niet de enige bedreiging voor het milieu en de biodiversiteit door de landbouw. Bovendien zijn de stagnerende inkomens een duidelijk signaal voor de boeren dat doorgaan op de weg van intensivering een weinig wenkend perspectief is. Het is daarom zowel in het belang van de boeren als van de samenleving, op zoek te gaan naar alternatieve bedrijfsmodellen en producten.
De invoering van steeds strengere milieumaatregelen kan worden voorkomen door over te gaan op kringlooplandbouw
De invoering van steeds strengere milieumaatregelen kan worden voorkomen door over te gaan op kringlooplandbouw en een natuurinclusieve bedrijfsvoering. Hoewel een dergelijke omslag de maatschappelijke kosten vermindert, is het nog te vroeg om precies aan te geven in hoeverre hierdoor de inkomenspositie van de boeren wordt versterkt. Echter, kringlooplandbouw en een natuurinclusieve bedrijfsvoering hebben een prominente plaats in de plannen van minister Schouten en van de Europese Commissie die daarvoor forse budgetten in het vooruitzicht hebben gesteld. Ook kan de omslag rekenen op steeds meer maatschappelijk begrip, zoals onder andere blijkt uit de gestaag groeiende vraag naar bijvoorbeeld biologische en PlanetProof-producten.
De € 522 miljoen die minister Schouten wil uittrekken voor het beperken van de stikstofuitstoot in met name de veeteelt, kan daarom beter worden ingezet ter ondersteuning van de omslag naar extensivering in de vorm van kringlooplandbouw en een natuurinclusieve bedrijfsvoering. Een dergelijke omslag versterkt de positie van de Nederlandse veeteelt op de lange termijn. De huidige plannen, aangedragen door het Landbouw Collectief, zoals emissiearme stallen, verdunning van mest met water, en meer weidegang, zijn noodgrepen voor de korte termijn. Zij zullen de boeren een tijdje rustig houden, maar de voortgaande intensivering van de landbouw niet stoppen en nieuwe stikstof- en andere milieu- en biodiversiteitcrises niet voorkomen.
De landbouworganisaties zouden hun aanhang moeten vertellen dat voortzetting van het huidige productiesysteem een doodlopende weg is
Het is de verantwoordelijkheid van de landbouworganisaties en politici de omvangrijke negatieve effecten van een door intensivering gedreven productiesysteem onder ogen te zien en hun aanhang op het Malieveld te vertellen dat voortzetting van het huidige productiesysteem een doodlopende weg is. Ook zou minister Schouten haar perspectiefvolle plannen voor natuurinclusieve kringlooplandbouw met meer verve mogen verdedigen in plaats van toe te geven aan de dreigementen van demonstrerende boeren. Verder zouden de provincies plannen dienen te ontwikkelen voor de transitie van een intensieve naar een extensieve, milieuvriendelijke landbouw.
Henk Folmer is hoogleraar ruimtelijke economie en Jeltsje van der Meer-Kooistra is hoogleraar financieel management aan de RUG.
Dit opinie artikel is eerder verschenen in het Dagblad van het Noorden en met toestemming doorgeplaatst.