Dat 2022 een jaar van prijsstijgingen was, is onderhand bekend. Interessant is welke accenten verschillende statistici en diverse statuten leggen in hun rapportages.
Het Europese statistiekbureau Eurostat meldt dat de gemiddelde stijging van de prijs van agrarische producten in de 27 lidstaten van de Europese uitkomt op 24%. Met grote verschillen tussen de landen onderling. Als het gaat om de opbrengstenkant, staat Nederland een beetje onder het midden, met een stijging van ruim 21%. Het gemiddelde is bijna 24%. Koploper Hongarije komt op bijna 50%, terwijl hekkensluiter Griekenland het met 16% moest doen.
De sterkste prijsstijgingen waren er bij granen (+45%), eieren (+43%) en melk (+31%). Alleen fruit werd goedkoper (-3%).
Anders is het met de stijging van de kosten. Daar staat Nederland in de kopgroep met een gemiddelde prijsstijging van 48%, tegen een EU gemiddelde van 30%. Koploper is hier Litouwen, waar de prijzen voor agrarische inputs met twee derde stegen. Hekkensluiter is Italië, waar het met ruim 22% prijsstijging ophield. Ook hier flinke verschillen tussen de productgroepen. Procentueel de sterkste stijger voor meststoffen en bodemverbeteraars (+87%) en energie (59%).
De verschillen tussen de landen zijn niet alleen toe te schrijven aan verschil in soorten teelten of in de productmix. Ook de ontwikkeling van de productprijzen zelf verschilt sterk per land. Zo hadden Hongarije en Finland te maken met graanprijsstijgingen tot wel 70%, terwijl voor Nederland die stijging relatief beperkt bleef tot 33%.
Eenzelfde beeld geven de eieren. Die stegen het hardst in prijs in Nederland, België en Frankrijk met ongeveer driekwart. In Luxemburg en Griekenland bleef die stijging beperkt tot 7%.
De melkprijs steeg het minst op Cyprus (3%). Dat is vooral een land van geitenmelk. Elders ging het eerder om 50% prijsstijging.
Lees meer over de brood-, meel- en graansector op deze themapagina