Het coronavirus houdt de slachterijwereld wereldwijd in een wurggreep. De focus ligt daarbij op varkens- en runderslachterijen; Nederlandse pluimveeslachterijen zijn tot medio vorige week gevrijwaard van problemen. Een enkele slachterij die dichtgaat hoeft weinig problemen te geven. Bij veel sluitingen is het een ander verhaal, maar daar wordt vooralsnog niet aan gedacht.
De laatste weken staan slachterijen volop in het nieuws als het over corona gaat. De situatie in Nederland en andere Europese landen komt nadat met name in de Verenigde Staten het virus flink heeft huisgehouden en tientallen slachterijen zijn gesloten. Varkenshouders kunnen daar niet met de varkens weg, wat leidt tot opvullen van elk hok, groeivertragend voer en ruimen van dragende zeugen. Meer ingrijpend is het doden van vleesvarkens. Alleen al in de staat Minnesota zijn sinds het begin van de crisis zo’n 90.000 varkens gedood. Daarbij gebruiken varkenshouders niet-alledaagse en lugubere methoden zoals afschieten, koolmonoxide in het ventilatiesysteem of vergassen in een vrachtwagen.
In mindere mate zijn in de Verenigde Staten slachterijen van vleeskuikens getroffen. In North Carolina zijn eind mei 1,5 miljoen kuikens op bedrijven geëuthanaseerd. Eerder zijn zo’n 2 miljoen kuikens in Delaware gedood, omdat een slachterij tijdelijk dicht moest. Om ruimte te maken hebben slachterijen in overleg met de Amerikaanse overheid de capaciteit tot 25% verhoogd.
Dit soort horrorscenario’s blijven Europa tot nu toe bespaard. Er zijn varkensslachterijen tijdelijk gesloten, maar het leidt vooralsnog nog niet tot grote problemen. Hoe anders zou het zijn als het virus onverhoopt een pluimveeslachterij stillegt. In tegenstelling tot varkens is er nauwelijks speelruimte in de levering en problemen in de stallen zouden niet te overzien zijn.
Wat de vleeskuikensector al wel merkt, is financiële schade door vraaguitval. Als gevolg daarvan hebben slachterijen maatregelen genomen, zoals niet uitladen en leegstand. Dat zijn individuele afspraken tussen slachterijen en pluimveehouders. Volgens recente cijfers van de Centrale Organisatie Broedeieren en Kuikens (COBK) blijft de inleg in april en mei stabiel 10 tot 15% lager dan normaal.
Normaal zijn er in Nederland wekelijks circa 11 miljoen kuikenslachtingen, verdeeld over zestien locaties. Momenteel worden naar schatting 1,5 miljoen dieren per week minder geslacht. Er is qua slachtcapaciteit dus wel ruimte om een tandje bij te zetten als een slachterij gesloten wordt. Kijkend naar de capaciteit dan leert echter een eenvoudige berekening dat grote locaties niet gemist kunnen worden. In Nederland zijn er acht locaties met minimaal circa 900.000 slachtingen per week. Met een speling van naar schatting 1,5 miljoen dieren moet er bij sluiting van meer dan één van deze locaties dus al snel naar alternatieven buiten de reguliere capaciteit gezocht worden. Hetzij in het buitenland, hetzij door meer shifts te draaien. Voor dat laatste moet dan wel aanvullende NVWA-capaciteit beschikbaar zijn.
De pluimveeslachterijen zeggen proactief aan de slag te zijn met beperken van de impact van het coronavirus. Gert Jan Oplaat, voorzitter van Nepluvi: “Alle pluimveeslachterijen werken sinds eind maart met een hygiëneprotocol.” Dat heeft gevolgen in de slachterij, zoals extra hygiënemaatregelen, plaatsen van scheidingswanden en meer ruimte op werkplekken, alsook rondom het vervoer van de arbeidsmigranten. Hij benadrukt dat de maatregelen door een onafhankelijk instituut zijn beoordeeld en ook de NVWA daar nauw bij betrokken was en is. Overigens geeft 60% van de medewerkers in pluimveeslachterijen in een enquête eind mei van FNV aan te vrezen voor besmettingsrisico’s.
Alle pluimveeslachterijen werken sinds eind maart met een hygiëneprotocol
Gert Jan Oplaat, voorzitter van Nepluvi
Er is gekozen voor een ‘levendig’ protocol. Dat betekent dat de maatregelen aangescherpt worden als de situatie daarom vraagt. Een nieuwe maatregel is bijvoorbeeld het meten van de temperatuur van de medewerkers. Mensen met een verhoging gaan niet werken en worden doorbetaald om te voorkomen dat ze toch eerder dan verantwoord is aan de slag gaan.
Ook het vervoer gebeurt al weken met eigen auto’s of eventueel met grotere bussen, wat de kans op een besmetting moet verkleinen. Een slachterij meldt dat het personeel binnen een straal van 15 kilometer met de fiets komt.
Tot op heden lijken de maatregelen te werken. Een aantal geraadpleegde bedrijven geeft aan geen hoger ziekteverzuim dan normaal te hebben, een beeld dat ook Nepluvi heeft. Wel is er angst dat uit aangekondigde coronatesten voor slachterijpersoneel besmettingen blijken. Overigens lijken pluimveeslachterijen minder kwetsbaar door meer automatisering.
Mocht de overheid onverhoopt een pluimveeslachterij stilleggen dan verwacht de sector dat de verwerking overgenomen wordt door andere slachterijen. Daarvoor werken ze met zogenoemde buddy’s; collega-slachterijen die een ‘gentlemen’s agreement’ hebben door voor elkaar klaar te staan bij problemen. Verwijzend naar de brand bij Wiesenhof of eerdere gevallen van gebiedsbeperkingen tijdens vogelgriep, is er de bereidheid onder slachterijen om bij te springen. “Het horrorbeeld uit de Verenigde Staten zie ik hier niet gebeuren”, zegt Oplaat stellig.
Het horrorbeeld uit de Verenigde Staten zie ik hier niet gebeuren
Gert Jan Oplaat, voorzitter Nepluvi
Het klinkt eenvoudig, maar is logistiek een hele puzzel, ook omdat elk bedrijf eigen afspraken en werkwijzen heeft. Ook kan het zijn dat overheden soepel met bijvoorbeeld slachttijden om moeten gaan omdat wellicht ’s nachts geslacht moet worden. Oplaat geeft aan dat grote slachterijen vaak meerdere locaties in binnen- of het buitenland hebben. Voor kleine slachterijen is het wat lastiger om intern te schakelen maar juist daarom zijn afspraken met andere slachtbedrijven gemaakt.
De kwetsbaarheid van de sector voor calamiteiten lijkt een gegeven. De pluimveesector is, overigens net als andere sectoren, immers geoptimaliseerd om efficiënt te werken. Jeroen van den Hurk, sectorspecialist pluimvee bij Rabobank, ziet niet heel veel ruimte om zonder grote kosteneffecten de keten anders in te richten. “Een keten moet een kleine hobbel zelf op kunnen vangen, en dat kan nu ook volgens mij. ” Maar beperken van consequenties van grootschalige slachterijsluitingen ziet hij niet gebeuren.
Van den Hurk verwacht dat de sector als de rust is wedergekeerd zeker aandacht zal hebben voor het verminderen van risico’s op incidenten. Iets wat continu gebeurt en nu op onderdelen speciale aandacht krijgt. De focus ligt wat hem betreft vooral op de zorg voor personeel. Hij benadrukt dat dat voor de hele keten geldt, dus ook voor pluimveehouders, bijvoorbeeld rondom werken met vang- of schoonmaakploegen.