De inzet van gewasbeschermingsmiddelen is qua hoeveelheid afgenomen, maar aangezien de toxiciteit is toegenomen, is het nadelige effect op het milieu uiteindelijk even groot of groter. Ook transgene gewassen verhelpen dat probleem niet.
Dat beweren wetenschappers van de universiteit Koblenz-Landau in Duitsland aan de hand van de bestudering van ‘omvangrijke data over het gebruik van pesticiden in de VS’. De studie is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Science. De totale hoeveelheid insectenverdelgers in de Verenigde Staten is tussen 1992 en 2016 met 40% gedaald. Daarvan profiteren vissen, zoogdieren en vogels maar door de grotere giftigheid van de middelen is van een nadelig effect sprake op met name wervelloze dieren, waaronder ook bestuivende insecten en kreeftdieren in oppervlaktewater. Bij deze middelen gaat het volgens de onderzoekers om neonicotinoïden en pyrethroïden. Ook de effectieve stoffen in onkruidbestrijdingsmiddelen zijn giftiger geworden en bedreigen daardoor ook de gewassen zelf sterker.
Ook is in de VS de hoeveelheid ingezette onkruidbestrijders fors gegroeid. In de VS zijn genetisch veranderde soja en mais toegelaten. Dit soort gewassen zijn ontwikkeld om de inzet van chemische middelen te verminderen maar dit voordeel wordt eveneens teniet gedaan door de hogere toxiciteit, aldus de onderzoekers.
Onderzoeksleider Ralf Schulz meent dat de resultaten van de datastudie kunnen worden ‘vertaald’ naar veel andere landen met intensieve landbouw. Maar niet altijd staan overal alle benodigde data ter beschikking om de verschillen tussen de landen goed weer te geven. Ralf Schulz samenvattend: “Onze resultaten zetten een vraagteken bij de bewering dat door gedaalde inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen het effect op het milieu voor gangbare en transgene gewassen door de tijd heen is afgenomen en tonen aan dat er behoefte bestaat aan een wereldwijde reductie van de toxiciteit.”