De zetmeelaardappelteelt en de zetmeelaardappelverwerker Avebe kunnen geraakt worden door de nieuwe vergroeningseisen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Dat blijkt uit Wagenings onderzoek naar de voorwaarden die worden gesteld aan de basistoeslag in het Europees landbouwbeleid en de manier waarop die voorwaarden in het nationaal beleid worden ingepast.
Demissionair landbouw minister Carola Schouten zegt dat ze de Wageningse analyse zal betrekken bij de ontwikkeling van de Nederlandse nationale uitwerking van het GLB in het Nationaal Strategisch Plan.
De extra eisen voor de goede landbouw- en milieupraktijk brengen in de praktijk soms zo veel extra kosten of een vermindering van inkomsten met zich mee dat het niet langer profijtelijk is om nog aan de voorwaarden voor de Europese steun te voldoen en daarmee in aanmerking te komen voor de basistoeslag, aldus het onderzoek. De studie is uitgevoerd door Wageningen Economic Research (Wecr).
Om in aanmerking te komen voor de grondgebonden directe betalingen moeten boeren in de nieuwe plannen voor het GLB voldoen aan verschillende wettelijke eisen (vergroening). Eén van de eisen betreft een ruimere vruchtwisseling. Zetmeelaardappelen worden in Nederland meestal 1 op 2 geteeld. Om in aanmerking te komen voor de directe betaling moeten telers een ruimere vruchtwisseling hanteren. “Het totaal areaal zetmeelaardappelen daalt met ongeveer 10.000 hectare als bedrijven de basistoeslag aan blijven vragen”, schrijven de onderzoekers in het rapport.
Dat kan ook grote gevolgen hebben voor aardappelverwerker Avebe. Het Wageningse onderzoek bekijkt een aantal varianten van de invulling van de extra eisen en de effecten daarvan op de bedrijfskosten van bedrijven die aanspraak kunnen maken op de basistoeslag.
Volgens de Wageningse onderzoekers kunnen de extra eisen van grote invloed zijn op de bereidheid van boeren om überhaupt nog volgens de voorwaarden van het GLB te produceren. Daarmee loopt de overheid het risico dat het beleid niet van de grond komt. De Europese Unie wil met de extra eisen onder meer zorgen dat de landbouw verduurzaamt, meer inspeelt op de klimaatveranderingen, minder broeikasgassen uitstoot en bijdraagt aan de biodiversiteit.
In de Europese plannen zit onder meer de bescherming van ‘wetlands en veengebieden’ opgenomen, de aanleg van bufferstroken langs waterlopen, gewasrotatie en een minimum areaal aan niet-productieve elementen. “Met name de zetmeelaardappelbedrijven kunnen fors geraakt worden (…) en daarmee mogelijk ook de zetmeelaardappelverwerkende coöperatie Avebe”, aldus de onderzoekers.
De bescherming van veengebieden (bijvoorbeeld verplicht grasland en natte teelten) gecombineerd met een aan passing van het bouwplan kan zetmeelaardappelbedrijven enkele honderden euro’s per hectare per jaar aan extra kosten opleveren, berekenen de onderzoekers. De getroffen bedrijven zijn vooral grotere akkerbouwbedrijven met een groot percentage (hoog)veengronden.
Bij teelten met relatief hoge saldi (vollegrondsgroenten, bollen, sierteeltgewassen) is het weinig profijtelijk te voldoen aan de eis van bufferstroken van 3 meter langs waterlopen. Het saldoverlies door de aanleg van de buffer zal daar de hectarepremie ruimschoots overschrijden, berekent Wecr.
Verplicht gras of natte teelten op laagveen en in wetlands heeft gevolgen voor melkveebedrijven met bouwland op laagveengronden. Het onderzoek berekent de extra kosten op € 120 per hectare voor melkveebedrijven in veenweidegebieden.
Uitgebreide marktinformatie over aardappelprijzen vind je op FoodAgribusiness.nl/markt