Luzerne in bloei vlak voor het maaien. - Foto: Peter Roek
Als gewassen alleen van plantaardige materialen worden voorzien, hoe komen de wortels en het bodemleven dan aan voldoende en gevarieerde voedingselementen om op de lange duur uitputting tegen te gaan?
Het huidige landbouwsysteem moet veranderen, maar de gangbare landbouw toont te weinig veranderingskracht. We moeten naar een regeneratieve landbouw, die past in een ecologische context: ruime vruchtwisseling, weinig grondbewerking, groenbemesters, maaimeststoffen, compost, digestaat, biodiversiteit, weerbare gewassen en afzet in de regio. Een echte kringlooplandbouw bestaat niet, maar het gaat om de ‘richting’ die we kunnen bewandelen.
Roepen dat alles bij het oude kan blijven, is misleidend. Het is ontzettend belangrijk dat er koplopers zijn die laten zien dat het anders kan. Het gaat om mensen die radicaal durven te veranderen en die niet wachten op regelgeving die ‘van bovenaf’ wordt opgelegd. Door een stip aan de horizon te schetsen, zetten voorlopers ‘van onderop’ de troepen in beweging.
Fabeltje over reden dat Nederland tweede exportnatie is
Het is een fabeltje dat Nederland de tweede landbouwexportnatie ter wereld is geworden vanwege de ‘rijke’ rivierdeltabodems waarover het beschikt. Een groot deel van de huidige circa 1,8 miljoen hectare landbouwgrond, waarvan het grootste deel grasland, bestaat namelijk uit ‘arme’ zandgronden.
De import van veevoer vraagt meer land dan het hele akkerbouwareaal in Nederland
Aan de ene kant is het inefficiënt om juist de rijkere bodems te benutten voor het houden van vee. Een vuistregel is dat voor de productie van dezelfde hoeveelheid calorieën van dierlijke eiwitten (vlees en melk), vijf keer meer grasland en land nodig is voor het verbouwen van veevoer dan voor het op akkerland verbouwen van direct door de mens eetbare plantaardige eiwitten (peulvruchten, granen, zaden). Dit betekent dat veel minder land nodig is als we de veestapel reduceren. Aan de andere kant is het heel efficiënt om de bodemvruchtbaarheid van de armere gronden op te krikken en minstens op peil te houden.
Voedingsstoffen aanvoeren om afgevoerde elementen aan te vullen
Er valt niet aan te ontkomen dat de met de geoogste gewassen afgevoerde voedingselementen op den duur moeten worden aangevuld. Op bedrijfsniveau kan de kringloop ruwweg rondgezet worden door aanvoer van buiten het bedrijf (aanliggend bos, natuurgebied, hooiland), productie op het bedrijf (maaimeststoffen, compost), uitmijnen van de bouwvoor en (in beperkte mate) mineralisatie vanuit de ondergrond.
Ook is nog veel te winnen door mengteelten: het combineren van granen en vlinderbloemigen. Gewassen als luzerne, sojabonen, (niet-bittere) lupinen, veldbonen en voedererwten nemen nu nog ongeveer 0,5% van het totale Nederlandse landbouwareaal in beslag. In 2020 bedroeg het areaal eiwitgewassen 9.100 hectare; 7.500 hectare luzerne en 1.600 hectare droge eiwitgewassen.
Import van veevoer dekt afvoer van nutriënten
Verschuif je de systeemgrenzen van het bedrijf naar wereldniveau, dan wordt het ingewikkelder. Het klassieke Nederlandse landbouwpatroon valt dan op: de afvoer van nutriënten wordt meer dan volledig gedekt door de import van veevoer. Jaarlijks verbruikt de Nederlandse veehouderij circa 1,8 miljoen ton soja, wat overeenkomt met een landgebruik van 780.000 hectare elders. De import van veevoer vraagt al meer land dan het hele akkerbouwareaal in Nederland dat in 2020 is gekrompen tot 530.000 hectare. Als we in het kader van de beoogde ‘eiwittransitie’ streven naar een areaal van 100.000 hectare eiwitgewassen, staat in 2030 een op de vijf akkerbouwpercelen er dus vol mee. Ter vergelijking, het huidige areaal suikerbieten schommelt rond 80.000 hectare.
Zo goed als niets in de bodembiologie is zo nauwkeurig als onderzoekers proberen het te laten lijken
Voedingselementen die met de geoogste gewassen van het land weggenomen worden, moeten dus aangevuld worden. Het komt echter voor dat voedingstekorten vanzelf verdwijnen als de grond een verhoogde biologische activiteit vertoont of de pH en het vochtregime worden aangepast. De betreffende nutriënten waren dan al in de bodem aanwezig, maar waren niet goed opneembaar.
Wanneer uitsluitend gebruikgemaakt wordt van kunstmest en drijfmest, neemt met name op arme zandgrond de bodemvruchtbaarheid in hoog tempo af. Deze afname wordt versterkt als er te weinig aandacht is voor humusaanbrengende gewassen en een uitgekiend teeltrotatieplan.
Organischestofgehalte op peil houden
Er zijn drie manieren om in landbouwgrond het gehalte organische stof, en daarmee de beschikbaarheid van voedingselementen, op peil te houden (te conserveren):
1. Afbraak verminderen (besparen): aantal bodembewerkingen aanpassen door middel van minder intensieve en minder diepe grondbewegingen (niet ploegen, spitten of frezen; eventueel woelen of eko-ploegen) en minder beregenen.
2. Zelf maken (produceren): omarmen groenbemesters, laten verteren gewasresten (wortels, stoppels en bladresten) en benutten compost, maaimeststoffen, anaerobe vergisting gras/klaver (digestaat), gesnipperd jong loofhout en dergelijke.
3. Aanvoeren (toevoegen): inbrengen van plantaardige (veenproducten, gecomposteerde boomschors, bos- en heidestrooisel, meststoffen, biostimulantia) en anorganische (gesteentemelen, zouten) materialen van buiten het bedrijf.
Meststoffenwetgeving waarin een evenwichtsbemesting met fosfaat centraal staat, maakt de aanvoer van organische stof (optie 3) lastiger. Dit betekent dat je meer bent aangewezen op zelf maken (optie 2) en besparen (optie 1). Vooral voor intensieve tuinbouwteelten kan dit lastig blijken, maar het kan wel en kan zelfs tot hogere opbrengsten in de jaren erop leiden.
Stikstof binden duidelijk anders dan aanvullen fosfor en kalium
Stikstof is een buitenbeentje, omdat het gebonden kan worden door vlinderbloemigen. Omdat aanvullen van met name fosfor en kalium vanuit verschillende bronnen mogelijk is en het leven meer is dan stofjes opsommen, kan de nutriëntenbalans op een individueel bedrijf makkelijk rond worden gezet.
Veel mensen willen nauwkeurige formules en regels. Als het op cijfers aankomt, is het doorgaans echter niet nodig om te precies te zijn. Vooral omdat zo goed als niets in de bodembiologie zo nauwkeurig is als onderzoekers proberen het te laten lijken en je daarom de noodzaak je over details zorgen te maken buiten beschouwing kunt laten. Gebruik voldoende en gevarieerde organische materialen en het bodemleven en de planten doen alle berekeningen voor je!