Brabants landbouwgedeputeerde Elies Lemkes. - Foto: Wim Roefs
Met de nieuwe Interim Omgevingsverordening wil Brabants landbouwgedeputeerde Elies Lemkes boeren meer ondernemersvrijheid geven. Als de stikstofeisen maar gehaald worden. Voor het eerst sinds haar aantreden laat Lemkes zich interviewen als gedeputeerde over haar landbouwplannen.
Sinds mei van dit jaar heeft het CDA de belangrijke landbouwportefeuille in Noord-Brabant weer in handen, in de persoon van gedeputeerde Elies Lemkes-Straver. In december 2019 stapte het CDA uit het college met VVD, D66, GroenLinks en PvdA, vooral vanwege de strenge eisen die de provincie stelt aan stalsystemen. Hierdoor kwam voor het eerst een Brabantse coalitie voortijdig ten val. Het CDA wilde de deadline loslaten waarbinnen boeren hun stalsystemen moesten aanpassen. In Forum voor Democratie en Lokaal Brabant vonden CDA en VVD nieuwe collegepartners. De deadline voor de stalsystemen werd meteen verschoven van oktober 2022 naar januari 2024. Terugvallen op eerdere afspraken waarin sprake was van 2028 is volgens gedeputeerde Lemkes niet nodig. 2024 levert een reëel tijdpad voor veehouders op in combinatie met andere maatregelen, naar haar mening.
Veehouders waren over het algemeen, om het zacht uit de drukken, niet zo blij met het vorige college. Waaraan gaan Brabantse boeren merken dat het nieuwe college hen beter gezind is?
“Dat merken ze direct omdat wij boeren toekomstperspectief willen geven. Dat zie je al gelijk heel praktisch terug in de Interim Omgevingsverordening (IOV) waarin we de invoeringsdatum van nieuwe stalsystemen hebben verschoven naar januari 2024, om boeren meer tijd te geven om goede afwegingen te kunnen maken. Daarbij kijken we heel goed naar de ‘time to market’ van de stalsystemen. Dus als er geen nieuw stalsysteem beschikbaar is voor het specifieke bedrijf, gaan we ook niet eisen dat ze deze toepassen. Daarnaast mag de boer ook op bedrijfsniveau in plaats van op stalniveau voldoen aan de eisen die gesteld worden. Hierdoor krijg je ruimte om te voldoen aan de emissie-eisen met je hele bedrijf op één locatie. Bovendien kan een deel van de verduurzaming ook komen uit bijvoorbeeld voer- of managementmaatregelen. Dat geeft wat meer ruimte om keuzes te maken.”
Dus u wilt boeren ook meer mogelijkheden geven dan alleen innovatieve stalsystemen om ammoniak te reduceren?
“Ja, in de nieuwe IOV geven we ruimte voor een combinatie van maatregelen om tot reductie te komen. Via veevoer en weidegang mogen boeren hun uitstoot eveneens reduceren, maar ook andere oplossingen zijn wat ons betreft denkbaar. Ieder kan zijn eigen mix aan elementen gebruiken om tot reductie te komen. Het moeten natuurlijk wel erkende methoden zijn. Maar we vinden het belangrijk om vakmanschap van de boer en zijn ondernemersruimte centraal te stellen.”
Hoe houdt u er grip op dat dat ook daadwerkelijk gebeurt en die reductie gerealiseerd wordt? Veevoer en weidegang is minder inzichtelijk.
“Hoe we dat gaan doen kan ik zo niet zeggen, maar dat wordt wel gemonitord. Als je de boer ondernemersruimte wil geven, hoort dit erbij. We leggen het niet op, we gaan niet in de schoenen van de ondernemer staan het is zijn of haar keuze. Maar we moeten wel naar de resultaten toe die wel hebben afgesproken.”
Hoe staat het eigenlijk met die beschikbaarheid van stalsystemen?
“Het vorig college heeft € 75 miljoen beschikbaar gesteld om te werken aan de transitie, de begeleiding van ondernemers en een taskforce innovatieve stalsystemen. Dat heeft tot 53 mogelijk toepasbare stalsystemen geleid. We wachten nog voor een aantal op RAV-certificeringen. Dat is nog wel een punt. Mijn voornemen is om naast het innovatietraject nu in te zetten op implementatie en zoveel mogelijk boeren in de gelegenheid te stellen om hier gebruik van te maken en te investeren in die stalsystemen.”
Maar u verwacht niet dat in januari 2024 er toepasbare stalsystemen zijn voor alle bedrijven?
“Misschien niet voor alle bedrijven, maar voor het over grote deel zeer zeker. Op dit moment bestaat de meeste onzekerheid bij geiten en vleesstieren.”
Kringlooplandbouw, daar lopen we als Brabant in voorop
Een belangrijke reden voor de val van het oude college was het strenge verduurzamingsbeleid in de landbouw. De verwachting was dat het nieuwe college van Brabant zou teruggrijpen op oude afspraken waarin 2028 staat. Dat is niet gebeurd, waarom niet? Zijn boeren in Brabant nu nog steeds slechter af dan in de rest van Nederland?
“Het landelijk beleid is gericht op verduurzaming en kringlooplandbouw, daar lopen we als Brabant in voorop. Omdat we zo’n grote opgave hebben, moeten we wel. Onze provincie moet klaar zijn voor de toekomst. Dus je kunt het ook omdraaien: ik denk dat het juist heel goed is dat je als boer gevestigd bent in de provincie die wil werken aan die transitie en vooroploopt en voldoet aan de gestelde normen.”
Maar dat verklaart voor mij niet dat het 2024 is geworden en niet 2028?
“Sinds die oude afspraak hebben we een PAS-uitspraak van de RvS over de stikstofuitstoot, die landelijk doorwerkt. Daarbij is 2028 iets uit een vorig tijdperk geworden. De realiteit is anders geworden. In ons bestuursakkoord zetten we in op het sluiten van kringlopen en het doorzetten van de verduurzaming, want dat is de algemene trend. We willen boeren helpen om die richting uit te gaan. Dat doen we met allerlei projecten en initiatieven, zoals het ondersteuningsloket en de Taskforce Toekomstbestendige Stallen. Daarnaast zijn er de natuurdoelstellingen die we voor de Natura 2000-gebieden verplicht zijn te halen. En in Brabant hebben we wel een problematiek, met de bodem, de verdroging en stikstofuitstoot die fors is. Daar kun je niet omheen.
Wat in ons bestuursakkoord ook anders is dat we eisen dat alle sectoren naar rato bijdragen aan de reductie van de stikstofuitstoot en niet alleen de landbouw.”
Is dat nieuw? Dat was toch al de bedoeling dat alle sectoren zouden bijdragen?
“Dat is niet zo expliciet gesteld. De focus lag bij het vorige college wel heel erg op landbouw. Er komt natuurlijk een behoorlijk deel van de uitstoot uit de landbouw, maar we kijken nu echt sector breed.”
Heeft u dan niet een groot probleem. Eigenlijk zijn alleen de uitstootcijfers van de landbouw inzichtelijk. Dus de landbouw levert toch het snelst een aantoonbaar resultaat op?
“Ik denk niet dat dat zozeer de reden is. Ik heb de indruk dat op landelijk niveau ook steeds meer in de breedte gekeken wordt.”
Je kunt niet om de verduurzaming heen. Ook boeren zien dat
Toen u afgelopen mei de deadline van de verduurzamingseisen verschoof van oktober 2022 naar januari 2024 en niet naar 2028 zei u dat u zo de snelheid erin wil houden en de voorsprong wil behouden. Dus toch meeliften op het beleid van het vorige college?
“We willen het goede behouden van wat het vorige college heeft ingezet. Het is ook belangrijk om de sector continuïteit te bieden. Provinciaal is een aantal jaar geleden een beleid ingezet en je ziet nu dat het landelijk beleid ook die kant op gaat. Laat ons dan maar voorop lopen zodat boeren goed voorbereid zijn.
We zijn als boeren en provincie heel innovatief bezig. Het vizier wordt nu heel sterk gezet op die datum van 2024 en de vermeende controverse, maar die is er volgens mij helemaal niet. We gaan samen voorwaarts. Je kunt niet om de verduurzaming heen. En ook boeren zien dat. Maar dan moet je ze wel de kans geven te verduurzamen. Dat ondernemerschap willen wij als provincie zo goed mogelijk faciliteren. We hechten aan een gezonde landbouwsector met toekomstperspectief. Ik ben erg blij met jonge boeren die een nieuw bedrijf willen bouwen of een bestaand bedrijf willen voortzetten. Dat moeten we ook mogelijk maken. Overigens focust iedereen op de landbouw als het om transitie gaat, maar het gaat om de keten.”
De Haagse rechtbank stelt in een tussenuitspraak, dat de provincie wel verduurzamingseisen mag stellen, maar die aan iedere boer stellen gaat te ver. Past u generieke werking van de verduurzamingseisen aan?
“Dat zegt de rechtbank niet. De rechter stelt vragen. Bijvoorbeeld of de eisen die we stellen voor sommige boeren niet onevenredig zwaar uitpakken. Dat moeten we dus uitzoeken. En als dat het geval is, kunnen we in individuele gevallen een uitzondering maken door gebruik te maken van de hardheidsclausule.”
Boeren kunnen dus toch gebruik maken van de hardheidsclausule? Daar was tijdens de zitting bij de rechtbank twijfel over.
“Ja, maar die zal per casus afgewogen moeten worden. We kunnen niet van tevoren aangeven wanneer die hardheidsclausule toepasbaar zal zijn. Maar er kan wel beroep op gedaan worden.”
Als in de definitieve uitspraak differentiatie geëist wordt, zal een heel andere aanpak gewenst zijn?
“Ik ga niet vooruitlopen op uitspraken die nog gedaan moeten worden. Wat de uitspraak ook zal zijn, ik wil goed in gesprek blijven met boerenbelangenorganisaties, dat staat voorop.”
Lees verder onder het kader.
U heeft kortgeleden Connecting Agri & Food een onderzoek laten doen naar de omvang en structuur van de veehouderij bij de wijziging van de IOV. Waarom dat onderzoek?
“Om te laten zien wat het effect is van de IOV. Dat gebeurt iedere keer.”
De nieuwe IOV heeft niet zoveel effect begrijp ik, de conclusie van het onderzoek was dat er geen wezenlijke verandering is ten opzichte van het beleid van het vorige college.
“Dat is ook niet het doel van dit college, het doel is verduurzamen. Maar wel met een realistische termijn en voorwaarden waarop dat tot stand te brengen. Maar uiteindelijk moeten boeren beslissen, of ze stoppen of doorgaan. Met een nieuw stalsysteem of een ander bedrijfsconcept. De trend gaat gewoon door. De uitkomst verrast mij niet. Maar die twee jaar (tot 2024) is wel cruciaal voor een ondernemer. Als jij met een mes op de keel morgen je stalsysteem aangepast moet hebben, dan voelt dat heel anders dan dat je twee jaar hebt om alles eens goed op een rij te zetten. Als je onder hoge druk gedwongen wordt om investeringsbeslissingen te nemen waarmee je verplichtingen aangaat voor heel lange tijd en niet weet wat er tegenover staat, wordt het een moeilijk verhaal.”
In uw periode dus geen demonstrerende boeren voor het provinciehuis?
“Ik hoop alleen met enthousiaste boeren. We willen als provincie toonaangevend zijn. Dat kan beginnen met het even moeilijk hebben met elkaar, maar er dan beter uitkomen met toekomstperspectief.”