Ombouw fabrieken voor vleesvervangers biedt snelle oplossing

Met het ombouwen van een bestaande productiefaciliteit tot fabriek voor vleesvervangers kan tijd en geld bespaard tegenover het bouwen van een nieuwe fabriek.

Dat is de conclusie van een rapport van non-profit organisatie The Good Food Institute en consultancybureau Bright Green Partners. De productiecapaciteit van plantaardige vleesvervangers wereldwijd bedraagt naar schatting zo’n 2,2 miljoen ton. Het grootste deel van de capaciteit bevindt zich in Europa (41%) gevolgd door de Verenigde Staten (34%), zo stellen de organisaties in het rapport. Vorig jaar werd zo’n 45% van de capaciteit gebruikt en werd er zo’n 1 miljoen ton aan vleesvervangers geconsumeerd. Volgens de organisaties zijn er wereldwijd 143 productiefaciliteiten die vleesvervangers maken.

Vraag naar plantaardige vleesvervangers zal toenemen

In het rapport wordt ook gekeken naar de capaciteit om grondstoffen te bewerken tot halffabricaten met behulp van extrusie (high moisture extrusion en low moisture extrusion). Die capaciteit schatten GFI en Bright Green Partners op 0,5 miljoen ton. Zo’n 70% van de capaciteit werd vorig jaar gebruikt.

De organisaties gaan ervan uit dat de vraag naar plantaardige vleesvervangers zal toenemen en dat producenten op zoek zullen gaan naar manieren om hun productie uit te breiden. Ze berekenden verschillende scenario’s door. In één van de scenario’s zou in 2024 een tekort aan extrusie-capaciteit kunnen ontstaan en in 2026 voor post-bewerkingscapaciteit met de huidige capaciteit.

Nieuwe productielijnen

Om aan die toekomstige grotere vraag te kunnen voldoen, zijn er diverse strategieën die producenten kunnen volgen. Zo kunnen nieuwe lijnen worden toegevoegd of bestaande lijnen worden geoptimaliseerd. Maar volgens experts uit de industrie hebben de meeste faciliteiten beperkte beschikbare ruimte om productielijnen toe te voegen. Bovendien worden in de nabije toekomst geen grote doorbraken op het gebied van productie-optimalisatie en efficiëntie verwacht.

Gekeken naar slachterijen

Het is daarom interessanter om te kijken naar mogelijkheden om bestaande fabrieken om te bouwen of een nieuwe fabriek te bouwen. Bij de ombouw van bestaande fabrieken hebben de schrijvers van het rapport ook gekeken naar slachterijen. “Onze hypothese was dat deze conversie een commercieel haalbare weg zou kunnen zijn (…). Uit ons onderzoek blijkt echter dat slachthuisapparatuur niet effectief hergebruikt kan worden voor plantaardige producten. Met alleen het gebouw dat overblijft voor hergebruik en de uitdagingen van het verbouwen van gebouwen (bijv. adequaat schoonmaken, maximaliseren van energie-efficiëntie, identificeren van een compatibele indeling), is dit een economisch minder aantrekkelijke optie om na te streven.”

Ombouwen fabrieken kan in kortere tijd

Voordelen van het ombouwen van een bestaande voedingsfabriek zijn de aanzienlijk lagere kosten en kortere tijd tot productie. Zo stellen de organisaties dat een omgebouwde fabriek uitbreiding van de capaciteit mogelijk maakt in dagen of maanden, tegenover een tijd van 18 maanden tot 3 jaar bij een nieuwe faciliteit. En ombouwen zou gaan voor 20% van de kosten van een nieuwe fabriek. Nieuwe faciliteiten hebben daarentegen het voordeel dat ze beter geschikt zijn voor efficiënte productie van grote volumes en ze bieden een oplossing wanneer er geen fabrieken zijn die omgebouwd kunnen worden.

Lees ook: Opschaling productie plantaardige vervangers niet zo eenvoudig

Het zijn vooral fabrieken waar bijvoorbeeld ontbijtgranen, pasta, droge snacks en huisdiervoeding gemaakt worden, die eenvoudig omgebouwd kunnen worden tot locatie voor extrusie van plantaardige eiwitten. Voor ombouw tot locaties voor de daadwerkelijke productie zijn vleesverwerkende fabrieken onder andere geschikt, omdat de meeste machines hergebruikt kunnen worden en voedselveiligheidsstandaarden en hygiënemaatregelen overeen zullen komen.

Volgens de twee organisaties kunnen producenten van vleesvervangers zich het beste richten op het ombouwen van bestaande productielocaties. Vooral wanneer time-to-market een hoge prioriteit heeft.