Foto: Lex Salverda
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft voor de derde week op rij een melkveehouder in het gelijk gesteld die bezwaar maakte tegen de hem toegekende fosfaatrechten.
Daarmee is in korte tijd het aantal boeren dat – min of meer – in het gelijk is gesteld gestegen van zes naar negen. Het is de vierde zaak van de negen waar een uitbreider in het gelijk wordt gesteld, maar alle gewenste fosfaatrechten zal hij niet krijgen.
Ook deze week zorgt bij één van de melkveehouders de invoering van het fosfaatstelsel voor een individuele buitensporige last, stelt het CBb. En dat is in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Doel van de uitbreiding
In deze zaak gaat het om boer die zijn bedrijf wilde uitbreiden naar 140 melk- en kalfkoeien en bijbehorend jongvee. Het doel van de uitbreiding was voor zijn beide zoons een inkomen uit het bedrijf te verzekeren. Sinds 2011 zaten de zoons in de maatschap. Het CBb acht aannemelijk dat de ziekte van één van de zoons de melkveehouder kopschuw maakte om (toen) grote uitbreidingsinvesteringen te doen. Toen zijn zoon in het voorjaar van 2013 beter was veranderde de situatie, in datzelfde jaar kon een naastgelegen bedrijf worden aangekocht. Die aankoop werd in de loop van 2014 afgerond – met een hypotheek van meer dan € 2 miljoen – waarop de bouwwerkzaamheden plaatsvonden tot medio 2015.
Meer dan de helft fosfaatrechten te kort
Volgens het CBb had de melkveehouder in die jaren de nodige voorzichtigheid moeten betrachten bij de aankoop, maar is het tegelijk ‘ten minste invoelbaar’ dat de melkveehouder de unieke kans, ook met het oog op het volwaardig partnerschap van de beide zoons in het bedrijf, niet heeft laten schieten. Daar komt bij dat de veehouder in 2013 de veestapel met het oog op die groei daadwerkelijk al enigszins heeft laten groeien, maar die groei ongedaan moest maken toen de realisering van de uitbreiding vertraging opliep. Het gevolg was dat op de peildatum hij 3.662 kilo toegekend kreeg op basis van 67 melk- en kalfkoeien, 29 stuks jong jonger dan 1 jaar en 39 stuks jongvee van 1 jaar of ouder. Daardoor komt de boer meer dan de helft fosfaatrechten te kort om door te groeien naar 140 koeien. Hij heeft naar eigen zeggen 7.819 kilo fosfaatrecht nodig.
Buitensporig hard getroffen
Deze factoren in combinatie met het feit dat de veehouder niet in aanmerking komt voor de knelgevallenregeling, is voldoende reden voor het CBb dat de melkveehouder buitensporig hard getroffen wordt door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Daarvoor zal de boer, in de woorden van het CBb, ‘in enige mate gecompenseerd dienen te worden’.
Verhoging van het fosfaatrecht
Hoeveel fosfaatrechten de melkveehouder erbij krijgt wordt uit het vonnis niet duidelijk. Ook navraag bij het CBb levert geen duidelijkheid op. Het CBb geeft RVO.nl de opdracht om te bepalen in welke vorm en omvang de melkveehouder gecompenseerd moet worden. Het CBb geeft daarbij aan zelf te denken aan een verhoging van het fosfaatrecht tot het hoogste dieraantal dat op het bedrijf werd gehouden, voordat zij vanwege de vertraging in de bouwplannen de veebezetting moest inkrimpen. Volgens een woordvoerder van het CBb heeft het College niet precies vastgesteld wat het hoogste dieraantal was op het bedrijf, RVO.nl zal dat zelf nader moeten bepalen.
De beide juristen die de melkveehouder bijgestaan hebben bij de procedure waren niet bereikbaar voor commentaar.