Doorgaan naar artikel

PBL-onderzoeker: ‘Stikstofreductie moet vooraf duidelijk zijn’

Onderzoeker Martijn Vink van het PBL is hoofdauteur van het PBL-advies over voermaatregelen. - Foto: Fred Libochant

Onderzoeker Martijn Vink van het PBL is hoofdauteur van het PBL-advies over voermaatregelen. - Foto: Fred Libochant

De politiek moet in de eerste plaats rekening houden met juridische houdbaarheid van stikstofmaatregelen. Dit zegt Martijn Vink, hoofdauteur van het PBL-advies over de voermaatregelen.

De krachtvoerregeling van LNV en het sectorplan voor minder eiwit kunnen in theorie beide genoeg stikstofreductie opleveren. Verschil is er wel in hoeverre de reductie vooraf is gegarandeerd. En dat is belangrijker dan de laatste decimaal achter de komma. Dat stelt het Planbureau voor de Leefomgeving vast in haar advies over de voermaatregelen van het ministerie van LNV en vanuit de sector. De maatregelen moeten de uitstoot van stikstof (ammoniak) verlagen via minder eiwit in het krachtvoer van melkvee.

“De politiek zou in de eerste plaats rekening moeten houden met de juridische houdbaarheid van maatregelen. Dat betekent duidelijkheid vooraf, het effect moet locatie specifiek te berekenen zijn en de uitvoering moet gegarandeerd zijn”, volgens Martijn Vink, hoofdauteur van het PBL-advies. Locatie specifiek wil zeggen per hexagoon (zeshoeken van 1 hectare) van stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden.

Het omstreden LNV-voerplan is eerder deze week ingetrokken door minister Carola Schouten van LNV. Nu resteert alleen nog het plan van de sector zelf. Dat sectorplan kan nog steeds een basis vormen voor juridisch houdbare vergunningen.

Is het sectorplan dan beter dan het LNV-plan?

“Nee, dat is te kort door de bocht. Als het uitgangspunt is dat je op voorhand vergunningen wilt verlenen zoals in de spoedwet, dan moet ook de benodigde stikstofruimte door maatregelen vooraf zeker zijn. Op dat punt scoort het LNV voorstel wel beter. Dat komt door de wettelijk vastgelegde maximale eiwitgehaltes per categorie. Tegelijkertijd is er veel discussie over die categorieën en in hoeverre dat nageleefd zou worden. Het grote nadeel van het sectorplan is dat je vooraf veel slechter in kunt schatten wat er uitkomt bij al die 16.000 melkveehouders. Het sectorplan scoort wel beter als je de volgorde vergunningverlening en stikstofreductie omdraait.”

Wat bedoelt u met andere volgorde?

“De vergunningverlening in de spoedwet voor woningbouw en 7 grote projecten gaat nu vooraf aan de ammoniakreductie. Dan moet de reductie op voorhand per locatie specifiek vast staan en dat is lastig aan te tonen bij de rechter. Dat wordt anders als je eerst ammoniak aantoonbaar reduceert en vervolgens gedurende dat traject vergunningen verleent. De reductie is dan ook met meer zekerheid toe te rekenen aan regionale natuurgebieden. De onzekerheid verschuift dan in feite naar de vraag hoeveel vergunningen verleend kunnen worden. En niet meer, zoals nu, of de reductie van stikstofuitstoot wel op voorhand gegarandeerd is.”

Waarom moet dat regionaal?

“De stikstofneerslag (depositie, red.) van projecten zoals woningbouw en wegen op een natuurgebied moet gecompenseerd worden door reductie van andere bronnen. Bijvoorbeeld door minder uitstoot van melkveebedrijven op datzelfde gebied. Reductie door melkveebedrijven in de Achterhoek betekent niet automatisch genoeg reductie voor wegen in Utrecht. Dat volgt uit de uitspraak van de Raad van State van mei 2019. Daarom moet vooraf ook duidelijk zijn waar precies hoeveel reductie plaats zal vinden om zo voldoende ruimte te creëren voor locatie-specifieke vergunningverlening.”

Gebeurt dat ook bij de snelheidsmaatregel voor het verkeer?

“Ja, de berekening is ook gemaakt voor het effect van verkeersmaatregelen. Dat gaat makkelijker door de verkeersmodellen die daarvoor gebruikt worden. Het effect is beter in te schatten, omdat er minder variabelen zijn. Maar ook hiervoor geldt dat het juridisch houdbaar moet zijn.”

En hoe zit dat met de reductie door de saneringsregeling varkenshouderij?

“Daar hebben we in dit onderzoek niet naar gekeken. Maar ook daarvoor geldt het principe dat eerst het effect vast moet staan, voordat er op basis van die gestopte bedrijven vergunningsruimte ontstaat voor andere projecten. En ook daarvan moet het effect locatie-specifiek berekend worden.”

Wat moet er anders als er nieuwe maatregelen komen?

“Onze bevindingen zijn duidelijk. Andere zaken dan een berekening van het effect tot decimalen achter de komma zijn minstens zo belangrijk. Vergunningen die worden verleend op basis van maatregelen met veel losse eindjes lopen het gevaar alsnog te stranden bij de rechter. Daar moet de politiek rekening mee houden bij de afweging van voorstellen. Het sectorplan met aantoonbare reductie per melkveehouder kan dan een prima basis zijn voor het verlenen van vergunningen, ook regionaal. Maar dan kunnen vergunningen wel pas achteraf verleend worden op basis van die gerealiseerde lagere uitstoot van ammoniak.”

Beheer
WP Admin