Minder controverse tussen bio- en gangbare aardappelteelt

21-08-2021 | |
Afbranden van loof in biologische aardappelen in Flevoland. - Foto: Hans Prinsen
Afbranden van loof in biologische aardappelen in Flevoland. - Foto: Hans Prinsen

Door de plotselinge grote infectiedruk vanaf medio juli moesten aardappeltelers alles op alles zetten om de phytophthora te beteugelen. Supermarkten hoeven dankzij robuuste resistente rassen niet te vrezen voor een tekort aan biologische aardappelen door phytophthora. Maar ook deze rassen blijken niet altijd veilig voor de ziekte. De controverse tussen biologische en gangbare teelt laaide ook weer op, maar veel minder heftig dan voorheen.

“Dit jaar hebben we het in zekere zin gemakkelijk gehad”, vertelt Ton Boerma. “De phytophthora vloog ineens zo hevig in de biologische aardappelen dat er weinig discussie was over wel of niet doodbranden. In normale jaren is de afspraak dat de teler een haard doodbrandt plus een ring van zes meter er omheen. Dit jaar ging het zo hard dat we zeiden: doe maar meteen het hele perceel. Beter ineens alles doodmaken.”

Voormalig biologische akkerbouwer Ton Boerma is één van de twee waarnemers voor het Zelfhandhavingsproject voor phytophthora en valse meeldauw dat in Zuidelijk Flevoland sinds 2006 succesvol functioneert. De andere waarnemer in het gebied, dat in de wandeling de Zuidlob wordt genoemd, is een gangbare akkerbouwer.

Het zelfhandhavingsproject ontstond als proefproject, omdat in de jaren negentig juist in de zuidelijke punt van Flevoland de spanningen tussen gangbare en biologische telers van aardappelen en uien hoog opliepen. Wat op biologische percelen aan phytophthoramiddel wordt bespaard, zo luidde de klacht, moeten gangbare telers minstens extra spuiten om hun aardappelen gezond te houden. Valse meeldauw in uien idem dito. Daarbij zouden de bioboeren, al dan niet met de smoes van een kapotte loofbrander, zolang mogelijk wachten om nog maar zoveel mogelijk aardappelen in de verkoopbare maat te laten groeien. Iedere dag wachten is immers 700 à 800 kilo extra per hectare.

Verhoudingen onder druk

De sociale verhoudingen kwamen door de controverse danig onder druk te staan. Er kwamen ruzies uit voort, verjaardagvisites over en weer werden overgeslagen. Van net voor de eeuwwisseling is er het verhaal van de gangbare telers die met de gevulde veldspuit aan de kopakker van een ziek bioperceel aardappelen stonden met de mededeling aan de bioboer: ‘Als jij ze nu niet onmiddelijk doodmaakt, dan doen wij dat wel voor je.’

Dit jaar met de hoge ziektedruk in met name juli valt hier en daar weer te beluisteren dat gangbare telers vinden dat ze extra moeten spuiten, doordat biotelers in hun opgeving dat niet doen. “Mij kost dat voor mijn aardappelareaal zeker € 10.000 extra, alleen al aan middel”, zegt een teler die graag anoniem wil blijven.

Jan Blitterswijk van de vakgroep akkerbouw van LTO-Noord afdeling Zuidelijk Flevoland hoort de controverse rond de phytophthora weer oplaaien. “Logisch, met bioburen ben je in een jaar als dit wel wat zenuwachtiger. Als je dan meer gaat spuiten, dan kom je met veel hectares wel aan zo’n € 10.000 extra.”

De grofte van de bioaardappelen was half juli al van dien aard, dat doodbranden geen probleem was

Blitterswijk waakt ervoor al te nadrukkelijk naar de bioboeren te wijzen. “Ik zie ook telers die bij het minste of geringste de brander pakken. Die accepteren dat ze met hun teeltwijze af en toe veel opbrengst missen.” Zelf hield Blitterswijk zijn aardappelen ondanks de grote ziektedruk van juli gezond door ze eens in de zeven tot acht dagen te spuiten met Zorvec Endavia. Vaker dan vorig jaar; toen spoot hij om de tien tot elf dagen.

“Wat je nu ziet, is hoe kwetsbaar die aardappelteelt zonder spuiten is. Die robuuste rassen, die het de afgelopen droge zomers zo goed deden, zijn dit jaar behoorlijk door de mand gevallen”. (zie kader: Phytophthora ook in robuuste aardappelrassen)

Professionelere opstelling telers

Technisch coördinator Jeroen Winkelhorst van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK) kent vanuit het verleden de controverse, maar heeft nu geen signalen opgevangen van oplopende spanningen tussen biologische en gangbare aardappeltelers door de phytophthora. “Ik denk dat het meevalt. Telers zijn zich de afgelopen twintig jaar echt wel professioneler tegenover elkaar gaan opstellen.”

Op het NAK-meldpunt phytophthora kwamen tot half augustus zo’n 40 meldingen van phytophthorahaarden in aardappelpercelen binnen. Dat is acht keer meer dan in het hele aardappelseizoen 2020. “Ook fors meer dan in de jaren daarvoor”, zegt Winkelhorst. In het meldsysteem kunnen telers anoniem ziektehaarden melden.

Winkelhorst verwacht dat, gezien het weer, het aantal meldingen nog zal stijgen. “Het blijft nog vrij koel en vochtig. Ook als het de komende dagen warmer wordt, is het in de aardappelen door de vochtige grond niet direct droog. De meldingen zullen nog wel even blijven binnendruppelen.”

Doodspuiten of doodbranden

Het gaat om meldingen vanaf 1 juli vanuit het hele land. Na een melding gaat een medewerker van de NAK ter plekke kijken of inderdaad sprake is van een haard. Zo ja, dan krijgt de teler een waarschuwing in de vorm van een ‘gele kaart’ en de opdracht de haard te bestrijden. Dat betekent doodspuiten of doodbranden. Zou dat onvoldoende gebeuren, dan riskeert de teler een boete van € 500 per dag, de Last onder Dwangsom (LOD).

We gaan als NVWA zelfhandhavingsgroepen niet opleggen. Juist niet

Winkelhorst wijst erop dat meldingen betrekking hebben op zowel gangbare als biologische percelen aardappelen. “Het zijn niet per se gangbare telers die haarden bij bio­telers melden. Gangbare telers melden ook infectiehaarden bij gangbare collega’s.”

Voor wat betreft aardappel­afvalhopen en aardappelopslag is het aantal meldingen normaal: dit jaar werden zeven onafgedekte afvalhopen gemeld en negen percelen waarin aardappelopslag voor 1 juli onvoldoende was bestreden. De NAK voert de controle op phytophthoraregels uit in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het Zelfhandhavingsproject in het zuiden van Flevoland is van de 25 telers (waaronder zeven biologisch telers) zelf. Pas als die er zelf niet uitkomen, volgt de gang naar het Phytophthorameldpunt van de NAK.

Lees verder onder foto

De heftigheid en het tijdstip van phytophthora-infecties zijn dit jaar groot. - Foto: Lex Salverda
De heftigheid en het tijdstip van phytophthora-infecties zijn dit jaar groot. - Foto: Lex Salverda

Genoeg bio-kilo‘s

Volgens Boerma van de Zelfhandhavingsgroep in de Zuidlob heeft behalve de plotselinge heftigheid van de phytophtora ook het tijdstip er aan bijgedragen dat er dit jaar geen discussies waren. “Er is tussen telers nu geen onvertogen woord gevallen. De grofte van de bioaardappelen was half juli al van dien aard, dat doodbranden geen probleem was.”

Bij dat alles speelt volgens Boerma ook de verbeterde communicatie een rol. Alle 25 deelnemers worden per e-mail van afspraken op de hoogte gesteld. “Dit jaar kwam het voor dat percelen moesten woorden gebrand, maar dat het nog te nat was om met de brander het land op te kunnen. Iedereen is daarvan op de hoogte gesteld. ‘Zodra het kan, wordt er gebrand’, hebben we iedereen laten weten. Steeds alles aan iedereen melden, is belangrijk. Zolang er maar duidelijkheid is.”

De vraag dringt zich dan op waarom niet in veel meer gebieden in Nederland deze zelfhulpgroepen van aardappel- en uientelers zijn opgericht om voorafgaand aan het Phytopthora-meldpunt van de NAK samen problemen te tackelen. Ook elders wijzen bij grote ziektedruk gangbare telers graag naar bioboeren als veroorzakers daarvan. Naast Flevoland speelt de controverse tussen bio en gangbaar met enige regelmaat op elders in Flevoland en in West-Brabant. “Daar zijn de discussies zeker het heftigst”, zegt Douwe Monsma. “In Flevoland zitten de telers het dichtst op elkaar, maar kijk ook naar Drenthe, Groningen en Friesland. Daar heb je ook bio en gangbaar naast elkaar en wordt kritisch gekeken.” Monsma heeft een biologisch akkerbouwbedrijf in Zeewolde en is bestuurslid van de vereniging Biohuis van biologische boeren en boerinnen.

Breed draagvlak nodig voor zelfhandhaving

Boerma: “Ieder jaar als wij met NAK, NVWA, LTO en NAV de uitvoering van het beleid evalueren, komt die vraag van bredere uitrol van de zelfhandhaving wel aan de orde. Maar er komt verder niets uit. Kennelijk is het elders nog nooit zo erg geweest, dat men de noodzaak zag en iets heeft opgestart. Hoe dan ook moet een initiatief voor en iets als dit van onderaf komen. Het moet bij de telers ontstaan.”

Deelnemers leggen zelf het geld bij elkaar dat nodig is om de kosten van de zelfhandhaving te dekken

Dat zegt ook sectormanager akkerbouw fytosanitair Bert Waterink van de NVWA. “Zoiets moet van de basis komen. Dat gaan en dat kunnen we als NVWA niet opleggen. Het belangrijkste is een breed draagvlak en contactpersonen die met alle telers in het gebied overweg kunnen. Dat kunnen wij niet vanuit Wageningen opleggen. Maar in principe zijn we er niet op tegen als meer van deze zelfhandhavingsgroepen ontstaan.”

Met het verdwijnen in 2014 van het Productschap Akkerbouw is de Zelfhandhavingspilot voor phytophthora in Zuidelijk Flevoland als zodanig gestopt. Omdat telers het systeem graag in stand wilden houden, is het nu ingebed in het Phytophtorameldingsysteem van de NVWA. De deelnemers leggen zelf het geld bij elkaar dat nodig is om de kosten van de zelfhandhaving te dekken. Evenzogoed vereist zelfhandhaving erkenning van de NVWA, aangezien die de controle op de bestrijding van aardappelafvalhopen, aardappelopslag en phytophthorahaarden heeft uitbesteed aan de NAK. Waterink: “Hier is het meldpunt niet de NAK, maar regelen de telers het in aanleg zelf. Pas als zij er niet uitkomen, komt de NAK in zicht.”

Overigens komt Waterink graag om contact met nieuwe zelfhandhavingsgroepen rond het voorkomen en bestrijden van valse meeldauw en phytophthora.

Tholhuijsen
Leo Tholhuijsen Redacteur


Beheer