Piet Mostert constateert dat het ministerie vleesveehouderij en melkveehouderij over één kam scheert. Foto: Peter Roek
De stierenmesterij maakt rampzalige tijden door, signaleert Piet Mostert. Hij is ook bevreesd voor het verdwijnen van veel vleesveebedrijven vanwege de stikstof.
Een jaar is hij nu voorzitter van de Federatie van Vleesveestamboeken. “Een heel turbulent jaar”, schetst Piet Mostert de eerste twaalf maanden. Door corona zit de vastgoedbemiddelaar en Limousin-hobbyhouder nog midden in die turbulentie. De afzet van luxe vlees loopt spaak, maar hij waagt zich niet aan een voorspelling hoe dat afloopt.
Den Haag heeft maar één doel voor ogen: inkrimpen van de veehouderij
Vooral de problematiek rond stikstof heeft veel tijd en energie gekost, waarbij de Federatie geregeld in Den Haag de belangen van de vleesveehouderij onder de aandacht bracht. Tot zijn frustratie heeft dat niet al teveel geholpen. Piet Mostert constateert dat het ministerie vleesveehouderij en melkveehouderij over één kam scheert. “Terwijl de vleesveehouderij een heel andere uitstoot heeft dan de melkveehouderij. De dieren krijgen minder krachtvoer en de zoogkoeien lopen bijna het hele jaar door buiten. Als we dat naar voren brengen, is het enige wat je als antwoord krijgt, dat het wordt meegenomen. Het enige wat we kunnen doen, is voortdurend onze stem laten horen.” In zijn ogen heeft Den Haag maar één doel voor ogen: inkrimpen van de veehouderij.
Gaan professionele vleesveehouders gebruikmaken van de opkoopregelingen?
“Oudere vleesveehouders zonder opvolger waarschijnlijk wel. Zij willen af van de rompslomp en de regelgeving. Maar bij de meesten is het houden van stieren of zoogkoeien iets dat ze van generatie op generatie doen. De bereidheid bij hen om te verkopen is hier zeker niet groot.”
En de hobbyboeren?
“Voor hen is het houden van dieren een passie. Ze zijn niet uit op rendement. Er moet eerder geld bij dan dat het geld oplevert. Vanuit die passie willen ze zo lang mogelijk doorgaan. Zij verkopen niet.”
Je luidt de noodklok over de vleesveehouderij.
“Het is rampzalig. De vleesveehouders hebben de stallen vol staan. Voor stierenmesters is er geen afzet. In de te volle stallen worden de stieren te zwaar en de veehouders worden hierdoor gekort in de prijs. De stieren kosten voor de stierenmesters alleen maar geld. Voor de prijs van alleen maar snijvlees voor onder meer gehakt kun je ze niet verkopen. Wel lijkt er een trend te ontstaan als gevolg van de coronacrisis waarbij de consument wil betalen voor regionaal kwaliteitsvlees. De consument lijkt zich meer bewust te worden van wat hij eet. Zoogkoeienhouders die aan verkoop van vleespakketten doen en kwaliteitsdekstiertjes kunnen afzetten, kunnen hiermee een paar winstgevende activiteiten oppakken. Maar ook hier geldt: premies zijn essentieel om deze tak overeind te houden.”
Naar de toekomst toe is er het nieuwe Europese landbouwbeleid. Er gaan stemmen op om weer een dierpremie in het leven te roepen.
“Dat zou een goede zaak zijn. Het is hard nodig, want de verdiensten zijn laag, maar er is geen eenheid in Europa. Een land als Frankrijk, dat al een dierpremie voor zoogkoeien kent, hecht veel belang aan zo’n premie. Frankrijk is een grote speler. De vleesveehouders kunnen niet zonder de premie. Ze bepalen voor de meesten het bedrijfsresultaat. Onder druk van Frankrijk denk ik dat die premie er wel gaat komen.”
Minister Schouten zou ook voor zo’n premie kunnen pleiten?
“Dat is het probleem. Ze heeft een dalende lijn voor de veehouderij voor ogen. Ik vrees dat ze ons niet gaat ondersteunen.”
Is dat frustrerend?
“Je hebt een gevoel van machteloosheid. Heel frustrerend. Het enige wat we kunnen doen is als organisaties in Den Haag samen op te trekken. Alleen samen kunnen we iets betekenen.”
Je hebt zelf in Frankrijk tien jaar een vleesveebedrijf gehad. Wat is er in Frankrijk anders dan in Nederland? Wat kunnen we ervan leren?
“In Frankrijk heb je ministers die van boerenkomaf zijn. Ze kunnen zich goed inleven in de situatie van de veehouders. Ze weten wanneer maatregelen tot wanhopige situaties kunnen leiden. Ze zien het belang van het onderhoud van het platteland door de vleesveehouders. Dat is in Nederland nog niet doorgedrongen. Wie gaat hier natuurgebieden onderhouden als er geen vleesvee meer is om dat te doen? Gaat de overheid het soms zelf doen? Moet je eens kijken wat dat kost! In Nederland is er een veel grotere verwijdering tussen de boeren en de overheid.”
Minister Schouten is ook van boerenkomaf.
“Zij is meer genegen om de Brusselse regels te volgen. In Frankrijk is het juist de minister die de boeren wil verdedigen. Ze zijn veel loyaler.”
Voor kwaliteitsvlees is er altijd het ideaalbeeld van Frankrijk. De consument kent er de rassen en de verschillen in kwaliteit.
“In Nederland is de herkomst geen algemeen goed. De consument kijkt vooral eerst naar de prijs. Maar is een groep die bereid is om meer te betalen voor kwaliteit. Met name bij boeren die zelf vlees verkopen zie je een flinke stijging. Ook daarbuiten is er groei, maar niet in die mate als bij het regionaal zelf verkopen. Dat zouden we ook moeten zien te bereiken op supermarktniveau. Dan heb je het wel over een veel grotere volumes, die je moet kunnen aanbieden. Daar zijn we volop mee bezig.”
Gaat dat lukken? Het is vaker geprobeerd om dat in de supermarkten voor elkaar te krijgen.
“Dat zal de toekomst uitwijzen. Ik heb er vertrouwen in. Je ziet dat consumenten bewuster bezig zijn met gezond eten. Vlees van vleesvee is gezond. Het is op een natuurlijke manier gegroeid. Niet zoals een plofkip, maar als een scharrelkip. Het moet lukken om de consument daar bewust van te maken.”
Wat doet de Federatie aan het promoten van het kwaliteitsvlees?
“We willen de consument meer betrekken bij de vleesveehouderij. Het idee is om de consument uit te nodigen bij de Nationale Vleesvee Manifestatie (NVM) volgend jaar. We willen bekende koks laten komen voor allerlei proeverijen en voor barbecues. Allemaal consumentgericht. We moeten veel meer werken aan de bewustwording bij de consument. In de voorjaarsvergaderingen hadden we daarvoor een grote stap willen zetten, maar vanwege corona zijn die vergaderingen niet doorgegaan. We hadden er een onderzoek naar de wensen van de consument willen presenteren.”
Wat komt er uit dat onderzoek naar voren?
“De consument wil voor gemak en voor kwaliteit echt wel betalen. Als voorbeeld het scharrelei en het scharrelvlees. Waarom zouden ze dat dan niet doen voor puur, eerlijk Nederlands kwaliteitsrundvlees. Je ziet ook een keuze voor gemak. De consument wil kant-en-klare pakketten om een maaltijd uit samen te stellen. In die pakketten moeten we kwaliteitsvlees zien te krijgen.”
Voor Belgisch Witblauw en Verbeterd Roodbont speelt nog altijd de problematiek van de keizersnedes.
“Er is een tendens om via fokkerij naar meer natuurlijke geboorten te gaan. Die tendens is aan de gang. Binnen twee jaar is er een echte afname te zien. We werken toe naar een situatie waarbij de vleesveehouderij nagenoeg vrij is van keizersnedes, al zal 100% vrij niet mogelijk zijn. Het is een mentaliteitsverandering. Niet meer het maximum gewicht, maar natuurlijke geboorten horen op nummer één te staan. Dat besef is er. Er is geen verzet. De consument wil het: wie betaalt bepaalt. Ik zeg het dan ook zo in de besprekingen met de fokkers: wie vergeet om zich voor te bereiden, bereidt zich voor om vergeten te worden.”