Doorgaan naar artikel

Stikstofbeleid kan eenvoudiger en effectiever

Om natuur te ontlasten, moet in de omgeving daarvan de emissie sterk omlaag, zegt Frits van der Schans. Dat kan door bijvoorbeeld koeien langer te laten weiden. - Foto: Henk Riswick

Om natuur te ontlasten, moet in de omgeving daarvan de emissie sterk omlaag, zegt Frits van der Schans. Dat kan door bijvoorbeeld koeien langer te laten weiden. - Foto: Henk Riswick

Het stikstofbeleid is gericht op emissie en op depositie. Maar is dat wel effectief? Frits van der Schans pleit voor vereenvoudiging: baseer vergunningen op de emissie.

De uitspraak van de Raad van State van 29 mei vorig jaar over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zette de Nederlandse economie op scherp. Aanvankelijk overzagen slechts weinigen de impact van deze uitspraak. Maar toen enkele bouwprojecten waren stilgelegd, zat de schrik erin. Die werd versterkt door de boerenacties van oktober en december.

Lees ook: Stikstofakkoord staat in de steigers

Den Haag in houdgreep Landbouwcollectief

De commissie-Remkes heeft intussen verschillende adviezen uitgebracht, met als hoofdlijn ‘Niet alles kan’. De consequenties zijn onaangenaam voor veel ondernemers en burgers. Het gevolg is dat partijen naar elkaar kijken en wetenschappelijke modellen en metingen in twijfel trekken. Tegelijk heeft de landbouw zich hecht georganiseerd in het Landbouwcollectief en een breed eisenpakket op tafel gelegd. Daarmee zet ze druk op de ketel en heeft ze het kabinet en de Tweede Kamer welhaast in een houdgreep. Hoe komen we hieruit?

Zolang er geen nieuw beleid komt, zijn veel (nieuwe) activiteiten in Nederland niet mogelijk. Het maximeren van de verkeerssnelheid overdag naar 100 kilometer per uur heeft ruimte gecreëerd waarmee veel bouwprojecten verder kunnen. En mogelijk kunnen industriële bedrijven stikstofruimte van agrarische bedrijven overnemen. Maar de landbouw zit vooralsnog helemaal klem.

Beleid voor emissie en depositie

In het huidige stikstofbeleid kent de overheid aan bedrijven specifieke vergunningen toe, die zijn gebaseerd op de stikstof die zij ‘deponeren’ op nabijgelegen natuurgebieden. Daarnaast stelt de overheid generieke eisen aan activiteiten als het verkeer en de bemesting van het land, om daarmee de stikstofemissie te verminderen. Het beleid is dus enerzijds gericht op emissie en anderzijds op depositie. Maar is dat wel effectief?

Een melkveebedrijf nabij een natuurgebied heeft een vergunning voor de stal en moet op het land voldoen aan generieke bemestingsnormen. Als dit bedrijf kiest voor verplaatsing naar een locatie verder weg van de natuur, neemt de stikstofdepositie af. Maar door verplaatsing van de stal kunnen de koeien niet meer weiden op het grasland naast het natuurgebied, en wordt daar meer mest uitgereden. Gevolg: méér stikstofemissie.

Bovendien mogen industriële bedrijven die de aan agrarische bedrijven vergunde depositieruimte opkopen, door plaatsing van een hoge schoorsteen aanzienlijk meer stikstof uitstoten. Dat draagt bij aan de landelijke ‘stikstofdeken’ en daarmee aan de ‘achtergronddepositie’. Daarvoor gelden geen specifieke regels, maar veel natuurgebieden ondervinden er wel effect van. Emissie- en depositiebeleid kunnen elkaar dus tegenwerken.

Hoofdlijnen eenvoudiger beleid

Er is behoefte aan eenvoudiger en effectiever beleid, met bijvoorbeeld de volgende hoofdlijnen:

  • Baseer vergunningen en generieke maatregelen op de stikstofemissie;
  • Geef sectoren een gelijke, wettelijke taakstelling om hun emissies te verminderen (zoals voorgesteld door professor Jan Willem Erisman);
  • Maak uitwisseling van stikstofemissie tussen bedrijven (‘saldering’) mogelijk;
  • Maak gebiedsgericht beleid rondom Natura 2000-gebieden;
  • Gebruik de stikstofdepositie op natuur wél voor evaluatie van het beleid.

Wat betekent dit concreet?

De overheid stelt met elke sector een plan van aanpak op, waarbij het spoor naar minder emissie verloopt via minder eenheden én minder emissie per eenheid. Stel dat de taakstelling voor 2030 een halvering van de stikstofemissie per sector is ten opzichte van 2019. Dan kan de landbouw bijvoorbeeld (!) kiezen voor 25% krimp van de veestapel met een derde minder emissie per dier. En de sector verkeer kan kiezen voor bijvoorbeeld 25% méér autokilometers met 60% minder emissie per kilometer.

Om natuurgebieden te ontlasten, moet in de nabije omgeving de stikstofemissie veel verder omlaag. Dat kan door het land met minder (kunst)mest te bemesten of door de koeien langer te laten weiden. Ook kan de overheid bedrijven opkopen van veehouders die toch al willen stoppen. De daarbij vrijkomende grond kan ze verpachten aan andere veebedrijven voor extensivering en of uitbreiding van de huiskavel, zodat veehouders ruimte krijgen om de koeien meer te laten weiden. Rondom zeer stikstofgevoelige natuurgebieden kan de overheid kiezen voor opkoop van bedrijven in een ruimere zone en voor striktere bemestingsnormen.

Stevig verankerd langetermijnperspectief

Een dergelijke aanpak benadert alle sectoren gelijkwaardig, geeft ruimte voor een specifieke invulling per sector, ontwikkelingsruimte voor ondernemers, een kader voor een gebiedsgerichte benadering en last but not least een stevig verankerd langetermijnperspectief voor de Nederlandse natuur. Dat is veel effectiever dan elkaar nog langer in een houdgreep te houden.

Frits van der Schans is adviseur bij CLM Onderzoek en Advies

Beheer
WP Admin