Gaat het goed of slecht met de natuur? Volgens sommigen valt het reuze mee met de stikstofschade. Han Olff bekritiseert dat beeld. Op voedselarme gronden blijft de stikstof een groot probleem.
René de Jong stelt in zijn opiniebijdrage van vorige week dat de aandacht voor de stikstofdepositie de laatste tijd in Nederland flink overdreven is, dat het juist goed gaat met de Nederlandse voedselarme natuurgebieden. Hebben de Raad van State en het kabinet zich dan zo in de luren laten leggen door ‘de natuurvrienden’, zoals De Jong stelt? Worden boeren op grond van valse informatie op kosten gejaagd?
Allereerst: wat mij betreft klopt deze schijntegenstelling niet. Ik ken gelukkig ook boeren die met hart en ziel als natuurvriend voor hun land zorgen, niet alleen op grond van ‘harde’ argumenten ten aanzien van bedrijfsvoering en inkomen.
De Jong noemt drie voorbeelden (Biesbosch, Gelderse Vallei en Veluwe) die volgens hem zouden laten zien dat het helemaal niet slecht gaat met stikstofgevoelige natuur. Hij gebruikt hiervoor de algemene ‘rapportcijfers’ in de Europese database van Natura 2000-gebieden.
Allereerst de Biesbosch. De Jong maakt de simpele redenering dat de Biesbosch in Brabant ligt, een provincie met veel intensieve veehouderij en daarom veel stikstofdepositie in natuurgebieden. Dan moet het ook wel slecht gaan met de Biesbosch. Deze redenering gaat echter mank. Er is het laatste decennium enorm geïnvesteerd in natuurherstel in dit gebied, onder andere in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier. Ook is de Haringvlietdam op een kier gezet voor trekvissen.
Fijn dus dat het door alle inspanningen goed gaat met dit gebied
Er is veel nieuwe natte natuur hersteld in de Biesbosch, wat heeft geleid tot terugkeer van bedreigde soorten zoals otter, bever en visarend. Ook zijn het voedselrijke moerasbos en de uiterwaarden, natuur waar de Biesbosch bekend om staat, niet erg gevoelig voor stikstof. Fijn dus dat het door alle inspanningen goed gaat met dit gebied, ondanks de hoge stikstofdepositie in deze regio. Het laat zien dat herstel van waardevolle voedselrijke natuur in de Nederlandse delta gelukkig nog goed mogelijk is en wellicht vaker zou moeten gebeuren.
Dan de Veluwe en de aangelegen Gelderse Vallei, met daarin het Binnenveld bij Bennekom. Anders dan in de Biesbosch betreft het hier natuur op zandgrond, met gradiënten van droog naar nat. Het betreft hier allemaal stikstofgevoelige natuurtypen. Wat niet helpt is dat de Gelderse Vallei naast Brabant tot de gebieden met de hoogste stikstofdepositie van Nederland (en Europa) behoort, met name door de intensieve kippenhouderij in deze streek. Als hier dan toch nog stikstofgevoelige natuur voorkomt in redelijke tot goede staat, betekent dat dan dat de huidige stikstofproblemen nepnieuws zijn?
Het klopt gewoon niet om dit nu tot ‘robuuste natuur’ te verklaren die wel tegen een stootje stikstof kan
Nee, het betekent dat de natuurbeheerders zich tot het uiterste inspannen om deze negatieve effecten tegen te gaan. In het Binnenveld gebeurt dat onder meer door enorme inspanningen voor aanpassingen aan de waterhuishouding om schoon kwelwater te scheiden van het overige water dat uit landbouwgebieden komt en door maaien en afvoeren met soms speciale machines waarbij ook een gevoelige, natte zode niet beschadigd wordt. Dit gaat gepaard met zeer hoge kosten. Blauwgraslanden zijn de ‘duurste’ typen natuur van Nederland om te beheren, maar zijn noodzakelijk voor het behoud van enkele soorten planten en insecten die nergens anders meer voorkomen.
Zo’n 100 jaar geleden, voor de intensivering van de landbouw, bestond de hele Gelderse Vallei uit dit soort natuur. Het stond vol met orchideeën, spaanse ruiters en klokjesgentianen. Nu zijn daar maar een paar snippers van over die tegen de klippen op beheerd worden. Het klopt dan gewoon niet om dit nu tot ‘robuuste natuur’ te verklaren die wel tegen een stootje stikstof kan, zoals de Jong doet.
Dan de drogere delen van de Veluwe. Hier vonden we een eeuw geleden vooral heidevelden en zandverstuivingen die door hun relatief lage landbouwkundige waarde lang nog gemeenschappelijk gebruikt werden, tot ze natuurgebied werden. Dit waren de gebieden die voor de landbouw het minst interessant waren en tegelijkertijd daar nu wel het meest last van hebben.
Stikstofdepositie op voedselarme natuur is en blijft een groot probleem
Dit verklaart waarom relatief veel natuur in Nederland voedselarme natuur betreft, zoals heide, zandverstuiving, hoog- en laagveen. In heidegebieden en zandverstuivingen leidt hoge stikstofdepositie tot overname door grassen, waarmee bijzondere bloemplanten, insecten en vogels verdwijnen. In eikenbossen leidt chronische, verzurende ammoniakdepositie tot uitspoeling van kalk en andere mineralen uit de bodem, waardoor kenmerkende ondergroei verdwijnt en broedvogels al in het nest hun pootjes breken door kalkgebrek.
Kortom: stikstofdepositie op voedselarme natuur is en blijft een groot probleem en zal de inspanning van iedereen in Nederland vragen om tot een oplossing te komen. Waar we nog voedselarme natuur in Nederland hebben, moeten we trots zijn op de waterbeheerders, natuurbeheerders en soms ook boeren die dit samen in stand hebben gehouden en/of hebben weten te herstellen.