Stop het onnodig remmen en belasten van 90% van de melkveehouders. Zo’n 2.100 intensieve bedrijven schuiven vele tientallen miljoenen aan milieukosten naar de extensieve. Bedrijven onder de 2,5 grootvee-eenheden (GVE) en 20.000 kilo melk per hectare en met weidegang kunnen goed zonder fosfaat- en ammoniakrechten. Wie intensiever wil, prima, maar dan met rechten, luchtwassers en verplicht alle mest afzetten. Dit zegt Jan Cees Vogelaar, onder andere oud-vakgroepvoorzitter LTO Melkveehouderij en agrarisch ondernemer in Lelystad.
Het intensieve melkveebedrijf is aan het verdwijnen. Nu al heeft minder dan 18% van de bedrijven meer dan 2,6 grootvee-eenheid (GVE) per hectare, circa 11% meer dan 3 GVE per hectare en 4% van de bedrijven zit boven de 3,5 GVE per hectare. Onder de huidige mestwetgeving is de fraudedruk het grootst en de controleerbaarheid en handhaafbaarheid het kleinst bij de bedrijven die niet-grondgebonden zijn. Daarvoor zijn veel extra regels ingevoerd. Circa 12.000 melkveebedrijven zijn nu met regelgeving opgezadeld die eigenlijk niet voor hen is ontwikkeld, maar voor de circa 2.100 melkveebedrijven die meer dan 2,6 GVE per hectare hebben.
Extensieve boeren gaan liever niet de discussie aan
Over drie jaar zal zelfs 90% van de melkveehouders te maken hebben met voor hen onnodig zware regelgeving, met grote kosten in de bedrijfsvoering tot gevolg. Intensieve bedrijven schuiven zo vele tientallen miljoenen aan kosten door naar de extensieve. Dat is de olifant in de kamer die niemand bespreekbaar maakt. Als je dit benoemt, dan stroomt het over van reacties van vooral de groep intensieve ondernemers. De extensiever boerende meerderheid denkt dat het inderdaad zo wel is, maar gaat die discussie liever niet aan.
Ik zeg dit al ruim 25 jaar en ben daar consequent in. In mijn tijd had LTO Melkveehouderij dit ook als standpunt. Na mijn vertrek is, met name onder druk van ZLTO, de definitie grondgebondenheid op die bezopen percentage eiwit van eigen land gekomen en vooral de inzet om de sjoemelwijzer (KringloopWijzer) in te voeren. Een controle-instrument dat in hoge mate onbetrouwbaar is.
Meer grondgebondenheid is een onomkeerbare trend, net als de toename in weidegang. Het is wat mij betreft prima als bedrijven niet-grondgebonden willen ontwikkelen, maar dan moet deze categorie bedrijven ook zelf alleen de kosten hiervoor dragen. Laten we er dan voor zorgen dat er geen kostbare regelgeving van toepassing hoeft te zijn op de grondgebonden bedrijven.
Daarom zeg ik dat grondgebonden bedrijven onder de 2,5 GVE en 20.000 kilo melk per hectare en met weidegang goed kunnen zonder fosfaat- en ammoniakrechten. Dat betekent voor deze bedrijven een enorme daling in de kosten.
Wie intensiever wil zijn of geen weidegang wil toepassen, ook prima. Maar dan met die rechten én met luchtwassers op de stal en verplicht verwerken van alle mest. Grondgebonden melkveebedrijven kunnen en moeten de ruimte krijgen om alle geproduceerde mest op eigen grond af te zetten. Dat betekent de gebruiksnormen voor dierlijke mest, met name fosfaat, iets verruimen en binnen de stikstofgebruiksruimte, omwisseling van stikstof uit kunstmest door die uit dierlijke mest. Milieutechnisch kan dat prima, dat heeft het Mesdagfonds al eens door Wageningen UR laten onderzoeken.
Bepalend is welke grond er hoort bij zo’n GVE-norm. Dat is alle grond in de GDI-opgave in eigendom en pacht en maximaal 20% van de grond op basis van kortdurende pacht of gebruiksovereenkomst, wel geregistreerd in de GDI, en binnen 60 kilometer van het melkleverend adres. Dit hoeft niet morgen direct, maar een periode van zes jaar om iedereen de kans te geven er te komen, moet voldoende zijn.
Voorheen stelde ik nog 18.500 kilo melk als maximum. Maar bij de 2,5 GVE, weidegang en 20.000 kilo per hectare, zijn er milieutechnisch weinig risico’s voor uitspoeling van nutriënten en door de weidegang blijft de ammoniakemissie ook binnen de perken. Omdat die weidegang meestal rond het bedrijf gebeurt, valt ammoniakemissie uit de stal voor een belangrijk deel op de eigen boerengrond. Slechts een enkele keer zal de stal dichter bij een natuurgebied staan dan de eigen grond.
Ga maar eens rekenen wat groei tot 2,5 GVE per hectare en 20.000 kilo melk per hectare betekent voor de melkveehouderij in Nederland als kosten voor fosfaatrechten, ammoniakrechten en mestafzet vervallen. Dan begrijp je ook meteen waarom FrieslandCampina (RFC) nu vanwege managementproblemen niet voor echt grondgebonden melkveehouderij is, maar vooral de bedrijven onder de 2,5 GVE via de fosfaatregelgeving in de klauwen wil houden.
Fosfaatreductieplan strategische blunder voor melkveehouderij
De fosfaatregelgeving en het fosfaatreductieplan komen uit de koker van RFC en LTO Melkveehouderij. Goed voor RFC op korte termijn, maar een strategische blunder voor de melkveehouderij als geheel. De vaste lasten stijgen door en kunnen niet goed worden gemaakt door meer productie, iets wat in omliggende landen en concurrenten in de markt wel mogelijk is.
Begin nu niet te miepen over dat er bij meer productie een lagere melkprijs komt, want de laagste melkprijzen hadden we tijdens de quotering en niet daarna. Het zijn de door het beleid veroorzaakte kosten die de melkveehouderij nu dwarszitten.
Het is een feit dat de melkveehouderij steeds meer grondgebonden aan het worden is, ondanks de afname van boerengrond. Dat laatste is waarom ik zeg dat Nederland vol is. We moeten niet ieder jaar tienduizenden immigranten opnemen, want dat vreet ruimte die bij boeren weg moet komen.