Foto: Koos Groenewold
Een Amerikaanse vakbond heeft het ministerie van landbouw (USDA) voor de rechter gedaagd omdat het slachterijen toestaat de snelheid van het slachten van pluimvee op te voeren. Dit brengt voor werknemers grote risico’s met zich mee om het coronavirus op te lopen, aldus de vakbond.
Vakbond UFCW vertegenwoordigt werknemers van tien slachterijen in zes staten, in Alabama, Arkansas, Indiana, Kentucky, Mississippi en Missouri.
In 2018 stond USDA voor het eerst vrijstellingen toe op de snelheid van de slachtlijn in pluimslachterijen. Van de 124 pluimveeslachterijen zouden 53 toestemming hebben om in plaats van het wettelijk maximum van 140 dieren per minuut het tempo op te voeren tot 175 dieren per minuut. Hiermee wordt afgeweken van hetgeen in de wet uit 2014 staat.
Volgens juristen van de vakbonden is deze vrijstelling in strijd met de wetgeving, omdat op geen enkele manier deze wijziging van de regels is vastgelegd in regelgeving.
Eerder al bezwaar vanwege risico op ongevallen
In eerste instantie was de vakbond tegen de verhoging vanwege de grotere kans op ongevallen en letsel. Echter, het grootste probleem op dit moment is volgens de vakbond dat werknemers niet de noodzakelijk afstand van elkaar kunnen houden. Het risico op een besmetting met corona is daardoor ontoelaatbaar hoog.
Marc Perrone, de voorman van vakbond UFCW: “Amerikaanse werknemers in pluimveeslachterijen staan al sinds het begin van de corona-uitbaak in de ‘frontlinie’. Ze nemen grote risico’s om maar te zorgen voor voldoende inkomen voor hun gezinnen in deze crisistijd. Het virus kan maar doorgaan met het besmetten van slachters. Het is bizar dat het landbouwministerie nog steeds slachterijen toestaat de snelheid van het slachten op te voeren. De kans op besmettingen en ongevallen neemt met de dag verder toe.”
Volgens een vertegenwoordiger van de gezamenlijke pluimveeslachterijen is al 25 jaar lang onderzoek gedaan naar de veiligheid bij het slacht van 175 dieren per minuut. Ook met deze snelheid is het veilig, aldus woordvoerder Tom Super.