Veehouders vinden belangenbehartigers belangrijk, maar nog belangrijker zijn de voerleveranciers, de melkfabrieken en de vleesverwerkers. Dat blijkt uit onderzoek van I&O-research in opdracht van de Volkskrant.
De Volkskrant liet zowel onder veehouders als onder burgers peilen hoe de opvattingen zijn over de veehouderij, en de daaraan gerelateerde klimaat- en stikstofproblematiek. Uit het onderzoek blijkt dat veehouders hun vertrouwen vooral vestigen op de veevoerbedrijven, melkfabrieken en slachterijen. Die bedrijven worden over het algemeen gezien als essentieel voor de bedrijfsvoering.
Opvallend: de banken zijn voor boeren wel belangrijk, maar krijgen minder waardering. Ruim de helft van de veehouders ervaart dat het nu moeilijker is om een financiering te krijgen dan in de afgelopen twee jaar. Banken zijn huiverig om bij de toenemende regeldruk nog te financieren, menen veehouders.
Veehouders hechten in het algemeen minder belang aan organisaties als FDF, Agractie of LTO. In dat licht is het bijzonder dat een stikstofplan van de grote agrobedrijven vorige week als gevolg van tegendruk van onder andere de drie belangenorganisaties FDF, LTO Nederland en Agractie van tafel werd gehaald.
In het onderzoek werd ook gekeken naar de bereidheid onder veehouders om hun bedrijf te beëindigen of om minder vee te houden. Drie scenario’s werden getoetst:
De bereidheid om te stoppen of in te krimpen hangt niet af van de nabijheid van Natura 2000-gebieden. Het is wel zo dat vooral de kleinere veehouders met minder dan 50 koeien en minder dan 24 hectare bereid zijn te stoppen of in te krimpen. Van de boeren die bereid zijn de veestapel in te krimpen, wil de helft niet verder gaan dan een vermindering van 20%, een kwart vindt 10% krimp het maximum.
Het Volkskrant-onderzoek onder 981 veehouders is vooral door rundveehouders (80%) ingevuld. Daarnaast werd onderzoek gedaan onder 2.054 burgers.