Skip to content

Actieprogramma nitraat treft coöperaties ‘in het hart’

Boerenorganisaties reageren verbijsterd op het concept zevende actieprogramma nitraatrichtlijn.

Updated on:
Business
Achtergrond
Nitraatrichtlijn treft coöperaties in het hart en de boer in zijn portemonnee. - Foto: Koos Groenewold premium

Nitraatrichtlijn treft coöperaties in het hart en de boer in zijn portemonnee. - Foto: Koos Groenewold

Boerenorganisaties reageren verbijsterd op het concept van het zevende actieprogramma nitraatrichtlijn. Ze vinden dat de maatregelen van minister Carola Schouten te veel ingrijpen in de bedrijfsvoering en het verdienvermogen van de boer. Met alle gevolgen van dien voor de rest van de keten.

Demissionair landbouwminister Carola Schouten legt in het zevende actieprogramma nitraatrichtlijn (7e AP) een reeks verplichtingen op voor de bouwplannen van akkerbouwers, vollegrondsgroentetelers en graasdierhouders, zo blijkt uit haar plannen voor het mestbeleid voor 2022 tot en met 2025. ”Een goede waterkwaliteit is in ieders belang, voor mens en dier, voor natuur en milieu, maar ook voor de landbouw zelf. We hebben samen de waterkwaliteit al flink kunnen verbeteren, maar het is helaas nog onvoldoende. Omdat we zover tegen milieugrenzen aan schuren, zijn er geen makkelijke oplossingen meer. We moeten nu alle zeilen bijzetten om te zorgen dat we onze doelen voor waterkwaliteit gaan halen”, zegt Schouten.

Twijfels over effectiviteit

Hoewel eerder twijfels werden geuit over de effectiviteit van generiek beleid, zet Schouten hier toch op in. De minister grijpt vooral in op het bouwplan. In het hele land moeten boeren vanaf 2023 eens in de vier jaar een rustgewas als graan of gras gaan telen. Vanaf 2027 moet dit rustgewas eens in de drie jaar worden geteeld. De maatregel dreigt grote gevolgen te hebben op de bedrijfsvoering en het verdienvermogen van akkerbouwers. In het Veenkoloniaal gebied worden op een perceel nu eens in de twee of drie jaar zetmeelaardappelen geteeld, afgewisseld met suikerbieten of tarwe. Jaap van Wenum, voorzitter van de LTO-vakgroep Akkerbouw vindt de maatregel dan ook onacceptabel. “De bietenteelt en zetmeelaardappelteelt gaan dan ingewisseld worden. Dat treft de twee belangrijkste landbouwcoöperaties in het hart, en tast het verdienvermogen van de hele keten aan. Met deze maatregel zijn we de sterke coöperatieve keten aan het afbreken”, aldus Van Wenum.

In het zuidelijk akkerbouwgebied vreest Van Wenum ook een forse krimp van de bietenteelt als je een op drie rustgewassen moet telen. Volgens de LTO‘er zullen ondernemers dan toch kiezen voor de meest renderende gewassen: aardappelen en uien. “Met deze regelgeving moet je hoogsalderende gewassen inleveren voor laagsalderende gewassen. Het idee dat krimp van het areaal zal leiden tot een hogere aardappel- of uienprijs, daar geloof ik niet zo in. De wereldmarkt bepaalt de prijs”, zegt Van Wenum.

Lees verder onder het kader.

Vanggewas

Ook de plicht om vanaf 2023 op zand- en lössgrond voor 1 oktober een vanggewas of winterteelt in te zaaien, vindt Van Wenum niet werkbaar. Vaak zijn oogsten nog niet van het land. Een starre datum past niet bij natuurlijke processen en de logistiek naar verwerker en consument. De bietenoogst duurt normaliter tot en met december. Voor maisteelt was al een plicht om een vanggewas te telen, die plicht blijft bestaan.

Het schrappen van de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters per 2023 leidt er volgens Van Wenum toe dat het vanggewas nauwelijks zal groeien, zeker als er ook stro op de bodem ligt om te verteren. “Daar is al stikstof voor nodig, waardoor er niets overblijft voor de plant.”

Conflict met campagneduur

Gert Sikken, directeur agro development van Cosun, heeft eveneens grote zorgen. “De exacte impact moeten we nog beter in beeld krijgen, maar met name de plicht voor rustgewassen en het vanggewas voor 1 oktober op zand- en lössgronden baart ons grote zorgen.” De bietencampagne begint doorgaans half september. De 85.000 hectaren in Nederland worden tot half januari verspreid over het land gerooid en geleverd; het overgrote deel dus pas na 1 oktober. “Alle gebieden gaan gelijk op. Alleen in sommige regio’s met zware kei wordt wel eens wat vroeger geleverd omdat rooien later in het seizoen daar moeilijker kan zijn. De zandregio leveren vaak relatief laat.”

Op krimp van het bietenareaal door de maatregelen wil Sikken nog niet vooruitlopen. “Met de potentie die de markt en de teelt hebben, past het helemaal niet om met minder grondstoffen de toekomst tegemoet te gaan. Dat is niet onze ambitie. We hebben verwerkingscapaciteit en de afzetmarkt, dan wil je ook de grondstoffen hebben. Reduceren is niet de route die we willen bewandelen.” Sikken zou liever doelgerichte maatregelen zien waarvan het effect bewezen is, Welke in aanmerking komen, bestudeert Cosun nog.

Buiten de suikerbieten vreest Sikken nadelige effecten op het areaal consumptieaardappelen en cichorei. “Als je dit zo doorvoert, gaat het ten kostte van het verdienvermogen. Of het nu aardappelen of bieten zijn. Boeren en verwerkers krijgen te maken met hogere bewaarkosten als ze vroeger moeten oogsten, en met bewaarverliezen. We kunnen niet zo goed doorgronden wat dit bijdraagt aan het verduurzamen van landbouwproductie”, aldus Sikken.

Dwangbuis

Graasdierbedrijven krijgen de plicht vanaf 2023 minimaal 60% grasland of graan in het bouwplan te hebben. In 2027 moet dat 70% zijn. Volgens voorzitter Wil Meulenbroeks van LTO-vakgroep Melkveehouderij is dit met name voor bedrijven die bewust niet meedoen aan derogatie een zware last. “Met name in zandgebieden is de bodem door de grondsoort en de droogtegevoeligheid soms minder geschikt voor het telen van gras.” Melkveehouders daar hebben relatief veel mais in het rantsoen. “Een voedermiddel waarmee je kunt sturen op beperking van stikstofverliezen via mest of ammoniak. Mais behouden in het rantsoen is voor andere thema’s als stikstof en klimaat juist heel belangrijk. Verdringing door gras zal leiden tot een hogere stikstofuitstoot.”

Bemestingsvrije zones hakt er enorm in

Meulenbroeks vindt de aangekondigde maatregelen behoorlijk betuttelend en beperkend. Hij is tegen een vastgesteld aandeel grasland per bedrijf, en pleit voor doelvoorschriften om melkveehouders te stimuleren om mineralenverliezen te beperken. “Als je het aan het ondernemerschap overlaat, zet je ze in hun kracht. Als je het aan de voorkant dichtlegt met regelgeving, komen boeren in een dwangbuis. Dat geeft ze geen ruimte om op bedrijfsniveau en managementniveau de juiste maatregelen te nemen.” Hij is ook zeer bezorgd over de impact van de bemestingsvrije zones in veenweidegebieden. “Dat hakt er enorm in, en is voor de melkveesector in veenweidegebieden echt onacceptabel.” Door de vele sloten in de veenweidegebieden dreigen boeren daar veel beteelbare grond te verliezen.

Volgens het 7e AP mag je in het hele land vanaf 2023 een strook van 2 meter breed niet langer bemesten en bespuiten. Deze bufferstroken tellen ook niet mee voor de mestplaatsingsruimte. Langs gevoelige waterstromen in het kader van de Kaderrichtlijn Water geldt zelfs een breedte van 5 meter. Vanwege de grote regionale verschillen wil het ministerie waterschappen de bevoegdheid geven om te bepalen waar deze bufferstroken wel en niet nodig zijn. Als langs alle KRW-waterlichamen een mestvrije perceelsrand komt, zou dit landelijk 4,3% van het landbouwoppervlak betreffen, met een aanzienlijk deel in de veenweidegebieden. Uit een effectrapportage van Wageningen Universiteit blijkt dat het effect van de bufferstroken varieert van nauwelijks iets tot een afname van de af- en uitspoeling met maximaal 8% in de veenweidegebieden.

Controle en naleving nitraatrichtlijn

Naast de verplichte maatregelen wordt ook de gebiedsgerichte aanpak uit het 6e AP voortgezet. De inzet daar is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Schouten kondigt aan dat wanneer doelen niet worden gehaald, verplichtingen zullen volgen. Ook het traject van aanscherping en uitbreiding van controle en handhaving wordt doorgezet. Daarnaast wordt ingezet op ontwikkeling van kennis, mede door proefprojecten.

Met de maatregelen zijn nog niet alle doelen binnen. In het gunstigste geval wordt de grenswaarde van 50 mg/l nitraat in het grondwater niet meer overschreden in het zuidelijk zandgebied. Maar in het lóssgebied nog wel. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten uiterlijk in 2027 alle maatregelen genomen zijn die zorgen voor het bereiken van de doelen.

Snel delen

Afbeelding
Mariska Vermaas

Redacteur

Misset Uitgeverij B.V. Auteursrecht voorbehouden

Algemene voorwaarden Privacy Cookies

Beheer
WP Admin