Skip to content

CZAV zet in op de verbinding tussen telers en voedingsindustrie

Voor de CZAV is samenwerking met de voedingsindustrie cruciaal. De coöperatie wil haar kennis over de internationale markt gebruiken om een stabiele afzet te genereren.

Updated on:
Interview
Eiwittransitie
CZAV premium

Jurriaan Visser, manager Granen, Zaden en Peulvruchten van de CZAV. - Foto: CZAV

De coöperatie CZAV zet zich al jaren in voor de eiwittransitie. Akkerbouwers telen steeds meer bruine bonen, kidneybonen, witte en zwarte bonen en veldbonen. “Voor ons is de samenwerking met de voedingsindustrie cruciaal”, benadrukt CZAV-manager Jurriaan Visser. “We willen onze kennis over de internationale markt gebruiken om een stabiele afzet te genereren.”

Het kweken van eiwitrijke gewassen is helemaal niet nieuw, vertelt Jurriaan Visser, manager Granen, Zaden en Peulvruchten van de CZAV. “We zijn al tientallen jaren actief in bijvoorbeeld bruine bonen. Dat is een gewas dat traditioneel altijd al geteeld wordt in het zuidwesten van het land. Daarnaast was tot de jaren negentig de teelt van veldbonen en erwten heel belangrijk en er is altijd wel wat zaaizaadteelt geweest.” De afgelopen jaren zijn de eiwitrijke gewassen veel meer onder de aandacht gekomen, waardoor ook de teelt toeneemt, merkt hij. “In z’n totaliteit gaat het inmiddels ongeveer om 1.500 hectare.” In dit artikel vertelt Visser over de ontwikkelingen in de plantaardige eiwitteelt en de samenwerking met de voedingsmiddelenindustrie.

Hoe kijken jullie als CZAV aan tegen de eiwittransitie?

“De eiwittransitie is onderdeel van onze strategie. Hier willen we een belangrijke rol in spelen. Aan de ene kant zien we als coöperatie dat onze leden interesse hebben in het telen van eiwitgewassen vanwege de bodemgezondheid, duurzaamheid en natuurlijk ook om er aan te kunnen verdienen. Aan de andere kant merken we dat de voedingsindustrie op zoek is naar plantaardig eiwit dat lokaal en duurzaam geteeld is. Voor ons is de samenwerking met de voedingsindustrie cruciaal. Als CZAV willen we de brug tussen de voedingsindustrie en de teler zijn.”

Wat maakt die samenwerking zo belangrijk?

“We willen precies weten welke wensen de klant heeft. Daar moeten we heel goed naar luisteren. Niet alle rassen zijn geschikt om in Nederland te telen, maar we kunnen wel in gesprek gaan om te kijken wat mogelijk is. Ook voor de klanten in de voedingsindustrie biedt het voordelen als zij dichter bij de teler komen te staan, zodat er in kortere ketens samengewerkt kan worden.”

Wat doen jullie zelf om de samenwerking te verbeteren?

“We hebben afgelopen jaar een meerderheidsaandeel verkregen in Casibeans, een Vlaams handelsbedrijf dat peulvruchten levert aan de Europese voedingsindustrie. We hadden al veel contacten met voedingsmiddelenbedrijven, maar met deze strategische overname kunnen we de toegang tot de markt voor onze telers verder verbeteren en nog meer markt- en productkennis vergaren. Zo kunnen we onze rol in de plantaardige keten vergroten en de voedingsindustrie een oplossing bieden, als de lokale opbrengst tegenvalt. Dat zorgt voor een stabiele aanvoer.”

Wat zijn de wensen van de voedingsindustrie?

“De kwaliteit moet goed zijn. Dat is cruciaal. Je komt niet weg met een slechte kwaliteit of met een extreem hoge prijs. Samenwerking is heel belangrijk. Samen kun je extra kosten vermijden. In sommige gevallen mogen de peulvruchten wellicht iets meer kosten, omdat de gewassen duurzaam en lokaal worden geteeld. Desondanks moet de teelt efficiënt zijn en voldoende schaal hebben. We merken dat de voedingsindustrie mogelijkheden zoekt om zich op het gebied van duurzaamheid te onderscheiden. De bedrijven vinden een goed verhaal richting consumenten over de lokale teler heel belangrijk. Daar werken we aan.”

Welke afzetkanalen zijn interessant?

“Dat is eigenlijk heel erg divers. Van oudsher leveren we natuurlijk aan de conservenindustrie. Daarnaast is het diepvriessegment heel belangrijk en we merken dat er steeds meer vraag komt naar peulvruchten als ingrediënten voor bijvoorbeeld hummus.”

Waar liggen de meeste kansen voor de telers?

“Gewassen telen waarnaar de markt vraagt. Zo zijn we afgelopen jaren steeds meer bruine bonen, red kidneybonen en witte en zwarte bonen gaan leveren aan de voedingsindustrie toe. Deze hebben de potentie om goed te kunnen groeien in delen van Nederland.”

Rode bonen. – Foto: Hans Prinsen

Hoeveel belangstelling is er onder de telers voor eiwitrijke gewassen?

“Er is heel veel belangstelling voor het telen van eiwitgewassen. Voor nieuwe teelten heb je echter wel een lange adem nodig. Het kost wel drie tot vijf jaar om met succes een ‘nieuw’ gewas te telen. En soms lukt dat niet. Dat is de uitdaging die telers aangaan. Daarnaast speelt ook het rendement een rol. De telers moeten er wel aan kunnen verdienen.”

Op welke manier proberen jullie telers te ondersteunen?

“Het opzetten van zo’n teelt is niet makkelijk. Het is pionieren en investeren. Teeltonderzoek is daarbij heel belangrijk. We leggen proefvelden aan om de teeltmethodes te verbeteren en om te ontdekken welke soorten er nog meer potentieel bieden. We kijken bijvoorbeeld ook naar het oogsttijdstip. Bij witte, zwarte en bruine bonen is de oogst vrij is risicovol, omdat deze pas eind augustus of in september plaatsvindt. Momenteel onderzoeken we of we de oogstzekerheid kunnen verbeteren door de teelt te vervroegen. Daarnaast kijken we ook of er in het proces van drogen en opslag verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. We doen ons uiterste best om de opbrengst en de kwaliteit te verbeteren.”

Kidneybonen. – Foto: Peter Roek

Op welke manier doen jullie dat?

“Het afgelopen jaar hebben we gekeken of we nog wat minder bemesting kunnen gebruiken en of het mogelijk is om zonder kunstmest te telen. Hoeveel opbrengst kost dat? Ook onderzoeken we de mogelijkheden van biologische teelt. Zonder gewasbescherming en zonder kunstmest. Met een minimale inzet moeten onze telers een zo goed mogelijk product en zo hoog mogelijke opbrengst kunnen halen. Voor een marktpositie is een efficiënte productie essentieel. Anders prijzen we onszelf uit de markt.”

Kijken jullie ook naar een verdere verwerking van de gewassen?

“Wij hebben de strategische keuze gemaakt dat we dat niet te doen. Wij zetten echt in op teeltkennis om de producten op een zo goed mogelijke manier aan de voedingsindustrie te leveren.”

Jurriaan Visser bij een kist veldbonen. Foto: Peter Roek

In de eiwittransitie gaat het natuurlijk om vleesvervangers, maar ook om minder soja voor veevoer. Kun je daar iets meer over vertellen?

“We zijn in gesprek met akkerbouwers en veehouders om lokale ketens op te zetten. Zodat een akkerbouwer bijvoorbeeld veldbonen voor een veehouder kan telen. De prijs is echter een grote uitdaging. De veevoerindustrie is enorm prijs gedreven en import is nog altijd goedkoper. Daardoor zien we geen enorme vraag vanuit de markt of bereidheid om te betalen voor een lokaal product.”

Welke plannen hebben jullie richting de toekomst?

“Wij willen heel graag bijdragen om de voedingsindustrie zo succesvol mogelijk te maken in het afzetten van de lokale peulvruchten. Er zijn echter nog voldoende uitdagingen. Op het gebied van de teelt, kwaliteit en oogstzekerheid. Maar we zijn ervan overtuigd dat er heel veel kansen liggen. Met onze professionele telers en goede kwaliteit dragen wij bij aan het vergroten van de afzet. Het is echter wel een transitie die heel veel jaar gaat duren. In onze rol willen wij het maximale eraan doen om de teelt zo goed mogelijk te laten plaatsvinden en de markt verder te ontwikkelen. Samen met de voedingsindustrie.”

Snel delen

Afbeelding
Wendy Noordzij

Freelance redacteur

Misset Uitgeverij B.V. Auteursrecht voorbehouden

Algemene voorwaarden Privacy Cookies

Beheer
WP Admin